Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18, 21 september 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18

betreft: [klager]            datum: 21 september 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.O.A.N. de Vries, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 7 december 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2018, gehouden in voormelde p.i., is gehoord namens klager zijn raadsvrouw mr. J.O.A.N. de Vries,  mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde p.i. en de heer […], juridisch medewerker bij voormelde p.i. Klager is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel (a), alsmede het afwijzen van klagers eerstvolgende verlofaanvraag (b) (PL-2017-645).

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. ongegrond verklaard  en onder b. gegrond verklaard op gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 8 september 2017 is medegedeeld dat klager positief scoorde bij een urinecontrole op THC, met een waarde van 81. Klager gebruikte niet en de bewaarders hadden twijfels over de uitslag. Daarom werd nader onderzoek gedaan. Artikel 5 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) geeft aan dat een gedetineerde recht heeft op een herhalingsonderzoek. Artikel 6 van de Regeling bepaalt dat wanneer de uitslag van het herhalingsonderzoek positief is de gedetineerde recht heeft op een bevestigingsonderzoek. Het herhalingsonderzoek wordt uitgevoerd op een identiek tweede monster en een ander vergelijkbaar dan wel gelijkwaardig apparaat. Er werd echter een bevestigingsonderzoek aangevraagd op het eerste monster. Klager stond geen nieuwe urine af. In artikel 3, achtste lid, van de Regeling is bepaald dat een van de twee buizen twee weken bewaard moet worden voor een eventueel herhalingsonderzoek en dat de andere buis verstuurd moet worden naar een laboratorium. Er is dan dus enkel een buis over voor het bevestigingsonderzoek. Het kan niet dat het laboratorium twee buizen toegestuurd kreeg. Door in onderhavig geval hiervan af te wijken, kan worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de uitkomst van de urinecontrole, zoals blijkt uit RSJ 21 maart 2017, 16/4013/GA.

Bij een bevestigingsonderzoek wordt gebruikgemaakt van een andere methode en is er een verschil in afkapwaarden. Op 13 september 2017 werd medegedeeld dat klager positief scoorde bij een urinecontrole op THC met een waarde van 49. Een personeelslid deelde aan klager mede dat daarvoor geen rapport aangezegd zou worden. Op 22 september 2017 werd door de directeur alsnog een rapport aangezegd en een straf opgelegd. Artikel 50, tweede lid, van de Pbw geeft aan dat de directeur zo spoedig mogelijk beslist over het opleggen van een straf, nadat verslag is opgemaakt. Artikel 58, eerste lid, van de Pbw stelt dat de directeur onverwijld mededeling doet van die beslissing. Dat is niet gebeurd. De argumentatie van de directie dat dat komt, omdat eerst onderzoek gedaan moest worden naar de afkapwaarde is opmerkelijk. Bij een directeur van een p.i. mag het als bekend verondersteld worden wat de afkapwaarden van welk onderzoek is. Daarnaast stond die waarde expliciet vermeld in de uitslag. Een onderzoek van een week was dan ook overbodig. Samengevat kan gezegd worden dat het beklag drieledig is. Namelijk 1) de beslistermijn van zeven dagen is te lang geweest en daarvoor waren geen goede gronden, zie RSJ 28 april 2017 16/4280/GA, 2) de opgelegde disciplinaire straf is in strijd met het genoemde disciplinaire beleid in de inrichting, en 3) het beklag dient gegrond verklaard te worden, omdat klager is medegedeeld dat er geen rapport aangezegd zou worden.

Verder wordt verzocht om een tegemoetkoming met betrekking tot onderdeel b van het beklag. Het verlof ging weliswaar alsnog door op de eerder afgesproken dagen, maar klager ervaarde wel veel stress.

Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij klager werd een urinecontrole afgenomen. Vanwege twijfels over de uitkomst van die controle werd een bevestigingsonderzoek aangevraagd. Bij een bevestigingsonderzoek wordt een veel specifiekere test gebruikt, met een nauwkeurigere uitkomst tot gevolg. Klager had een score op THC met een waarde van 48 bij het bevestigingsonderzoek. De afkapwaarde van een bevestigingsonderzoek is anders dan bij een eerste onderzoek. Welke waarde dat was, was niet duidelijk. Daarom werd voor het opleggen van de straf eerst onderzocht wat precies de afkapwaarde is. Het is aannemelijk dat het betreffende personeelslid tegen klager zei dat hij onder de 50 scoorde en dat er geen rapport werd aangezegd. Veel mensen weten namelijk niet dat de uitslag van een bevestigingsonderzoek anders moet worden geïnterpreteerd. Een eerdere mededeling dat geen rapport wordt aangezegd wordt niet zomaar overruled. De directeur ziet geen goede reden waarom daar in dit geval wel van afgeweken is. Het schorsingsverzoek van klager werd toegewezen voor wat betreft het intrekken van het verlof. Klager genoot dan ook zijn verlof. Bij een bevestigingsonderzoek is het gebruikelijk dat er opnieuw geplast wordt. Als dat niet gebeurt heeft dat gevolgen voor de afkapwaarden en kan niet uitgesloten worden dat er sprake is van vervuilde buisjes. De procedure in de p.i. is als volgt verlopen. Er worden door de p.i. Lelystad twee buizen naar het laboratorium gestuurd. Uit buis A wordt de urinecontrole gedaan. Buis B wordt in de koelkast bewaard voor een eventueel herhalings- en/of bevestigingsonderzoek. Uit de B-buis worden zowel het herhalingsonderzoek als het bevestigingsonderzoek gedaan. In dit geval geeft het laboratorium aan dat het bevestigingsonderzoek gedaan is op buis B. Klager stond dus geen nieuw monster af voor het bevestigingsonderzoek. De tijd is niet van invloed op de uitslag van de urinecontrole. Er wordt een andere afkapwaarde gehanteerd, omdat bij een eerste controle en een bevestigingsonderzoek een compleet andere onderzoeksmethode wordt toegepast. Er is geen reden om klager een compensatie toe te kennen. Klager ging namelijk op de geplande dagen met verlof.

 

3.         De beoordeling

In artikel 50, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat, indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten, die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en het personeelslid voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, deze dit aan de gedetineerde meedeelt. De wet schrijft het aanzeggen van het verslag dwingend voor als voorwaarde voor het opleggen van een disciplinaire straf (RSJ 21 december 2015, 15/3257/GA). Uit voorgaande uitspraak volgt dat als aan de gedetineerde niet wordt meegedeeld dat er een schriftelijk verslag aan de directie zal worden gedaan terwijl op grond van een dergelijk verslag later wel een disciplinaire straf wordt opgelegd, dat tot gevolg heeft dat een klacht tegen die beslissing gegrond moet worden verklaard.

Uit artikel 5, eerste lid van de Regeling volgt dat er overleg plaatsvindt tussen het laboratorium en de inrichting omtrent mogelijke factoren die de uitslag hebben kunnen beïnvloeden en de interpretatie van de uitslag, indien er vragen bestaan omtrent de uitslag van het onderzoek of de interpretatie daarvan. Bij twijfel over de uitslag ligt het voor de hand dat er een nieuwe urinecontrole wordt afgenomen en niet dat de directeur op hetzelfde urinemonster een bevestigingsonderzoek laat doen. Uit de artikelen 6 en 7 van de Regeling volgt namelijk dat de gedetineerde het recht heeft op een herhalingsonderzoek dan wel een bevestigingsonderzoek. Het beroep zal gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van na te noemen hoogte worden toegekend.

De beroepscommissie merkt ten aanzien van onderdeel b. op, dat klager zijn verlof heeft genoten . Er is dus geen sprake van een situatie die ongedaan gemaakt kan worden. De beroepscommissie ziet dan ook geen reden om een tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal in zoverre ongegrond verklaard worden.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50. De beroepscommissie verklaart het beroep onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, J. Schagen MA en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 21 september 2018.

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven