Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-359, 6 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-359

Betreft:            [klager]            datum: 6 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Verstegen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 17 januari 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van een penitentiaire inrichting (p.i.) in de regio Amsterdam afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 10 augustus 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Ter Apel.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is verwezen naar het verzoekschrift en is erop gewezen dat het belang van klagers overplaatsing naar een p.i. in de regio Amsterdam door de politie Amsterdam wordt onderschreven.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De pi. Ter Apel is de enige inrichting die is aangewezen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Deze aanwijzing weegt zwaarder dan eventuele bezoekproblematiek. Aan gedetineerden wordt de mogelijkheid geboden om Skype te gebruiken. Klager is niet verstoken van bezoek. Hij maakt gebruik van Skype en van bezoek zonder toezicht. Uit de stukken blijkt niet dat klagers dochtertje hem wel zou kunnen bezoeken in een inrichting in de regio Amsterdam. De voogdij of omgangsregeling is nog niet rond. Er is een kopie van klagers Surinaamse paspoort beschikbaar, zodat klager na zijn detentie kan worden uitgezet.

4.         De beoordeling

4.1.      De p.i. Ter Apel is, onder meer, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling, met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2.      Ingevolge artikel 20b van de Regeling worden vreemdelingen die na tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland, in beginsel geplaatst in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen.

4.3.      Klager heeft na de tenuitvoerlegging van zijn gevangenisstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland. Daarom dient klager in beginsel geplaatst te worden in een inrichting die bestemd is voor de opneming van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. De p.i. Ter Apel is de enige inrichting in Nederland die hiervoor bestemd is. Plaatsing van een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling in een andere inrichting dan in een daarvoor bestemde inrichting is niet uitgesloten, maar daartoe wordt alleen overgegaan, als sprake is van uitzonderlijke feiten of omstandigheden.

4.4.      Klager heeft het onder 1. bedoelde verzoek ingediend, om dichterbij zijn verloofde gedetineerd te zijn, om een (betere) omgangsregeling met zijn dochtertje te kunnen treffen en omdat hij na zijn detentie niet zal worden uitgezet, aangezien hij niet over een Surinaams paspoort beschikt.

4.5.      De beroepscommissie stelt voorop dat uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris blijkt dat de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) over een kopie van klagers Surinaamse paspoort beschikt. Klager kan na zijn detentie dus worden uitgezet. Klager voldoet dan ook aan alle vereisten voor plaatsing in de p.i. Ter Apel.

4.6.      De beroepscommissie begrijpt de wens van klager om dichterbij zijn verloofde gedetineerd te zijn. Uit de bezoekerslijsten die de selectiefunctionaris heeft overgelegd, blijkt echter dat zij klager ook in de p.i. Ter Apel bezoekt, dat zij bezoek zonder toezicht genieten en contact onderhouden via Skype. Klager ontvangt daarnaast van diverse anderen bezoek. Deze wens van klager is in deze zaak daarom onvoldoende zwaarwegend om af te wijken van het beginsel strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen in de p.i. Ter Apel te plaatsen.

De positieve gevolgen van de verzochte overplaatsing voor een eventuele omgangsregeling tussen klager en zijn dochtertje zijn niet onderbouwd. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit kan blijken dat klagers schoonfamilie inderdaad bereid is klagers dochtertje naar een inrichting in de regio Amsterdam te brengen. Uit het dossier blijkt juist dat de schoonfamilie zich in het geheel niet coöperatief opstelt.

Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is dus ongegrond.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 6 augustus 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

                      secretaris                                                              voorzitter

 

Naar boven