Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-402, 19 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-402

betreft: [klager]            datum: 19 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 16 april 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

 

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. In samenspraak met de woningbouwvereniging verblijft klagers zus als huisbewaarder op klagers woonadres. De stelling omtrent de problematiek ten aanzien van de overdracht van de kinderen is niet op juistheid gebaseerd. De rechtbank heeft beslist dat klagers zus en haar ex-partner de kinderen op school dienen over te dragen. Het vermeende confrontatiegevaar met het slachtoffer is dan ook uitgesloten. Inmiddels heeft klagers zus zich van zijn woonadres uitgeschreven, zodat het verlof niet vanwege het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres kan worden afgewezen. Vanwege klagers lichamelijke beperkingen, veroorzaakt door een (rug)hernia, heeft hij tien maanden niet in de buitenlucht verbleven. Zowel de vrijhedencommissie als de reclassering heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht. Het slachtoffer van het door klager gepleegde misdrijf is de ex-partner van klagers zus. Ten tijde van de bestreden beslissing stond klagers zus en haar twee kinderen op klagers woonadres ingeschreven. Klager heeft zijn woonadres als verlofadres doorgegeven. Hoewel klager zijn beroepschrift niet met bewijsstukken heeft gestaafd, is duidelijk dat klagers zus zich na ontvangst van de bestreden beslissing van dat woonadres heeft uitgeschreven. In het negatieve advies van de politie ten aanzien van het verlofadres wordt gemeld dat het slachtoffer het woonadres van klagers zus heeft bezocht. Gelet hierop bestaat de mogelijkheid dat het slachtoffer ten tijde van het eventueel te verlenen verlof wederom klagers zus op het verlofadres opzoekt. Klager beschikt dan ook niet over een aanvaardbaar verlofadres. Voorts is sprake van risico van een ongewenste confrontatie met het slachtoffer van het door klager gepleegde misdrijf. Dat kan niet door een contactverbod of een melding bij het Informatiepunt Detentieverloop (IDV) worden ondervangen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, aangezien de door de politie gestelde risico’s door middel van een contactverbod en een melding bij het IDV kunnen worden ondervangen. Gelet op de omgangsregeling tussen klagers zus en haar ex-partner, kunnen hun kinderen ook op een andere plaats dan het verlofadres aan de ex-partner worden overgedragen. Door middel van toepassing van elektronische controle kan de veiligheid van het slachtoffer worden gewaarborgd. Het IDV acht een contactverbod voor het slachtoffer en zijn twee kinderen alsmede een locatieverbod geïndiceerd. Aangezien op het gedrag van het slachtoffer geen invloed uitgeoefend kan worden, kan dit klager niet worden aangerekend.

De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres. Het is niet wenselijk dat klager tijdens het verlof op het woonadres van zijn zus en haar twee kinderen verblijft. De ex-partner van klagers zus is de vader van deze kinderen en tevens slachtoffer van het misdrijf waarvoor klager thans is gedetineerd. In 2017 zijn er diverse problemen geweest tussen klagers zus en haar ex-partner, waarbij laatstgenoemde klagers zus en haar kinderen op haar woonadres heeft opgezocht. Nu dat woonadres het door klager opgegeven verlofadres betreft, is een confrontatie tussen klager, zijn zus, haar ex-partner en hun kinderen niet uit te sluiten. Gelet op het feit dat klager het delict in familiaire sfeer heeft gepleegd, vormt het woonadres van klager ouders geen alternatief verlofadres.

 

3.         De beoordeling

Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, wegens voorbereiding van moord. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 10 oktober 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit de stukken, waaronder het negatieve advies van de politie ten aanzien van het verlofadres, komt het volgende naar voren. Ten tijde van de bestreden beslissing stond klagers zus en haar twee kinderen op klagers woonadres ingeschreven. Klager heeft zijn woonadres als verlofadres opgegeven. Het slachtoffer van het misdrijf waarvoor klager thans is gedetineerd, is de ex-partner van klagers zus en tevens de vader van de twee kinderen. In verband met problemen rond de echtscheiding heeft het slachtoffer – uit eigener beweging – klagers zus (eenmalig) op haar vorige woonadres opgezocht. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, nu de door de politie gestelde risico’s door middel van een contactverbod en een melding bij het IDV kunnen worden ondervangen. De reclassering acht het eventueel op te leggen locatieverbod voor de woonplaats van het slachtoffer onder toepassing van elektronische controle uitvoerbaar.

De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat een mogelijke ontmoeting met het slachtoffer op het door klager opgegeven verlofadres een afwijzing van klagers verlofaanvraag niet kan rechtvaardigen. Gelet hierop en op het positieve advies van de vrijhedencommissie kan de beslissing van de Minister niet als redelijk of billijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 19 juli 2018

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven