Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-377. 5 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-377

Betreft:            […]      datum: 5 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.S. van der Horst, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 april 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 29 maart 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Roermond. Op 12 februari 2018 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Zwaag, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op

8 mei 2018 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Leeuwarden.

 

3.         De standpunten.

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft bij binnenkomst in de p.i. Zwaag van derden te horen gekregen dat enkele medegedetineerden (uit de kring van het vermeende slachtoffer van klagers strafzaak) hem iets aan zouden willen doen. Dit heeft klager direct gemeld, maar hij weet niet wie hem bedreigen. Hij kan dus onmogelijk concretere informatie verschaffen dan dat het vermoedelijk gedetineerden uit het criminele circuit (de zogenoemde mocromaffia) rond het slachtoffer betreft. Gedurende klagers strafzaak is door de politie actie ondernomen in verband met bedreigingen richting klagers familie en klager is ook al eens eerder overgeplaatst uit veiligheidsoverwegingen. De dreiging moet dus serieus worden genomen. Bezoekproblemen kunnen een selectiecriterium vormen wanneer sprake is van een aanzienlijk strafrestant (RSJ 13 december 2016, 16/3143/GB), waarvan bij klager sprake is. Sinds klager naar Zwaag is overgeplaatst, zijn zijn familieleden niet meer op bezoek geweest. Dat heeft te maken met de bedreigingen, maar ook met de ligging van de p.i. Zwaag. Klager wenst te worden overgeplaatst naar een van de acht door hem opgegeven inrichtingen. Voor zover het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) heeft aangegeven dat overplaatsing naar een van deze inrichtingen niet mogelijk is, geldt dat dit niet is onderbouwd. Klager kan zich hiertegen dus niet verweren. Het is echter onwaarschijnlijk dat klagers veiligheid in elk van de acht inrichtingen niet gegarandeerd zou kunnen worden. In een eerdere beslissing zijn alleen de p.i. Dordrecht en de p.i. Groot Alphen als onwenselijk aangemerkt. Verzocht wordt klager uit de p.i. Zwaag te plaatsen, naar één van de acht door hem opgegeven inrichtingen en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is op 6 april 2017 op zijn verzoek naar de p.i. Roermond overgeplaatst, omdat zijn toenmalige vriendin daar woonde. Toen die relatie eindigde, is klager op zijn verzoek geselecteerd voor de p.i. Groot Alphen. Naar aanleiding van informatie van het GRIP is deze overplaatsing niet doorgegaan. Klagers verzoek om overgeplaatst te worden naar de p.i. Dordrecht is eveneens wegens informatie van het GRIP afgewezen. Na aantreffen van contrabande, is klager overgeplaatst naar de p.i. Zwaag. Tegen deze beslissing richt zich de onderhavige procedure. Klager dient geplaatst te worden in het arrondissement van vervolging. Bezoekproblemen vormen geen selectiecriterium. In de p.i. Roermond ontving klager bezoek van zijn familie, die woonachtig is in Utrecht. Zwaag is voor hen dichterbij dan Roermond. De afstand naar de door klager opgegeven inrichtingen is vergelijkbaar met de afstand naar Zwaag. Zijn familie en vriendin hebben klager bovendien eveneens in Zwaag bezocht. Kennelijk valt het gevaar voor hen mee. GRIP-informatie is van andere orde dan de slechts door klager gestelde dreiging van horen zeggen. GRIP-informatie verzet zich niet tegen klagers verblijf in de p.i. Zwaag, in tegenstelling tot overplaatsing naar een van de door klager genoemde inrichtingen. Voor de inhoud van GRIP-informatie dient klagers raadsman zich te wenden tot het GRIP.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager is op 8 mei 2018 overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Leeuwarden. De bestreden beslissing wordt dus niet langer geëffectueerd, waardoor klager in beginsel niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep. Namens klager is in beroep echter verzocht om een tegemoetkoming. De beroepscommissie zal het beroep daarom alsnog inhoudelijk beoordelen, voor zover dit (de duur van) klagers verblijf in de gevangenis van de p.i. Zwaag betreft.

4.2.      De gevangenis van de p.i. Zwaag is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3.      Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kon in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.4.      Het beroepschrift richt zich tegen de overplaatsing van klager naar de p.i. Zwaag, waarbij dreiging door medegedetineerden en bezoekproblematiek ten grondslag zijn gelegd aan de gestelde onredelijkheid van deze beslissing.

4.5.      Wat betreft de door klager gestelde dreiging overweegt de beroepscommissie dat dit bij gebrek aan enige concrete onderbouwing door klager zelf dan wel door de directeur van de inrichting of het GRIP onvoldoende aannemelijk is geworden. De selectiefunctionaris heeft hier – na navraag – dan ook geen rekening mee hoeven houden in zijn beslissing tot overplaatsing van klager. De beroepscommissie is daarnaast van oordeel dat van de gestelde bezoekproblematiek in het geheel niet is gebleken, onder meer omdat uit de door de selectiefunctionaris overgelegde bezoekerslijst blijkt dat klager in de p.i. Zwaag niet verstoken was van bezoek.

4.6.      Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is dus ongegrond.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 5 juli 2018.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven