Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1375/TP, 15 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:15-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1375/TP

betreft: [klager] datum: 15 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 20 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst bij beslissing d.d. 12 juni 2003 verlengd met ingang van
a) 13 februari 2003 tot 14 mei 2003, en van
b) 14 mei 2003 tot 12 augustus 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 13 november 2001 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 17 augustus 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring, laatstelijk in hethuis van bewaring (h.v.b.) Demersluis te Amsterdam.
Klager is op 27 juni 2003 gehoord over de voorgenomen beslissing hem te plaatsen in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht).

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zijn gevangenisstraf uitgezeten en wil nu zo spoedig mogelijk behandeld worden zodat hij kan terugkeren in de maatschappij. De tijd die hij in een h.v.b. doorbrengt isverloren tijd.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager niet tijdig is gehoord over de voorgenomen verlengingsbeslissing, de bestreden beslissing niet tijdig is genomen en meegedeeld.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager 9 maanden in een h.v.b. Er bestaat geenaanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Vooralsnog is niet gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passantenin een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat de psychische conditie van klager zodanig was dathij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moest worden aangemerkt. Een medische verklaring is opgevraagd en zal na ontvangst zo spoedig mogelijk worden nagezonden.
Op 14 juli 2003 is beslist klager te plaatsen in Veldzicht.

4. De beoordeling
Klager is op 10 juni 2003 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 13 februari 2003 respectievelijk 14 mei 2003 is verstreken. Bij brief d.d. 12 juni 2003 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op twee maal € 50,=, derhalve op in totaal € 100,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 7 juli 2003 en de daaraan ten grondslag liggende rapportage d.d. 16 juni 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Rotterdam en Dordrecht noch uit de medische verklaring d.d. 10 september2003 van de FPD Amsterdam blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd. De omstandigheid dat in deze medischeverklaringen wordt geconcludeerd dat klager op grond van zijn nu goede behandelmotivatie gediend is met een spoedige plaatsing in een tbs-inrichting kan niet leiden tot het oordeel dat klager bij voorrang boven andere tbs-passantengeplaatst dient te worden, nu in het algemeen tbs-passanten voor behandeling gemotiveerd zijn.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 13 februari 2003 tot 14 mei 2003 en vervolgens van 14 mei 2003 tot 12 augustus 2003. Nu de bestreden beslissing d.d. 12 juni 2003 op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie mettoepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestredenbeslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klagerin een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 13 februari 2003 tot 14 mei 2003 en vervolgens van 14 mei 2003 tot 12 augustus 2003.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 100,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven