Nummer: R-181
Betreft: […] datum: 18 juli 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.S. van der Horst, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 18 januari 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 29 maart 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Roermond. Op 12 februari 2018 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Zwaag, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 8 mei 2018 is klager overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Leeuwarden.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wilde overgeplaatst worden om door zijn grootouders bezocht te kunnen worden. Klager ontvangt wel bezoek van familieleden, maar niet van zijn grootouders. Het verzoek werd op 31 oktober 2017 toegewezen, maar geannuleerd op de dag dat hij overgeplaatst zou worden. Klager ontving de beslissing daarvan pas op 18 januari 2018. Hiertegen richt zich het beroep. Uit de aanvankelijke toewijzing blijkt dat voldoende grond voor klagers overplaatsing bestond. Deze is geannuleerd, omdat in de inrichtingen van klagers voorkeur (de p.i. Dordrecht en de p.i. Groot Alphen) volgens informatie van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (het GRIP) gedetineerden zouden verblijven bij wie klager niet kan worden geplaatst. Deze stelling is niet nader onderbouwd. Uit (per ongeluk) door de inrichting overgelegde stukken blijkt dat sprake zou zijn van een rivaal in de p.i. Dordrecht en van “kompanen van de Mocromaffia” in de p.i. Groot Alphen. Klager kent de genoemde personen niet. Hij begrijpt niet waarom kennelijk is geconcludeerd dat hij deel uitmaakt van de Mocromaffia. Nadere informatie wordt niet aan klager verstrekt, ondanks zijn verzoeken hiertoe en hoewel het klager zelf betreft en privacybelangen zich hiertegen dus niet zonder meer verzetten. Klager wordt hierdoor ernstig beperkt in zijn mogelijkheden de GRIP-informatie gemotiveerd te betwisten. De bestreden beslissing, die is gebaseerd op deze informatie, is daarom strijdig met het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor en equality of arms. De stukken waarover klager inmiddels wel beschikt, verschaffen weinig duidelijkheid. Voorts had de selectiefunctionaris deze plots binnengekomen informatie moeten controleren, temeer nu de betrokken instanties geen bezwaar hadden tegen klagers overplaatsing naar de p.i. Dordrecht. Klager heeft in een eerdere beroepszaak zeven alternatieve inrichtingen genoemd voor de p.i. Zwaag. Het is dus niet waar dat klager zich onvoldoende coöperatief opstelt. Bovendien heeft de selectiefunctionaris in die zaak alle aangedragen inrichtingen niet akkoord bevonden. Klager wordt dus feitelijk uitgesloten van verblijf in vrijwel elke inrichting. Nu de selectiefunctionaris over (GRIP-)informatie beschikt, had van de selectiefunctionaris verwacht mogen worden dat deze (samen met klager) naar overige alternatieven zoekt.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is op 6 april 2017 op zijn verzoek naar de p.i. Roermond overgeplaatst, omdat zijn toenmalige vriendin daar woonde. Toen die relatie eindigde, heeft klager verzocht tot overplaatsing naar de p.i. Dordrecht of de p.i. Groot Alphen. Naar aanleiding van informatie van het GRIP is deze overplaatsing uiteindelijk niet doorgegaan. De juistheid van de GRIP-informatie is gecontroleerd. Hiervan mocht worden uitgegaan, gelet op hetgeen waarvoor klager in eerste aanleg is veroordeeld. Klager dient geplaatst te worden in het arrondissement van vervolging (Gelderland). De p.i. Dordrecht en de p.i. Groot Alphen vallen niet in dit arrondissement. Bezoekproblemen vormen geen selectiecriterium. In de p.i. Roermond ontving klager bezoek van zijn familie, die woonachtig is in Utrecht. Klager heeft niet verzocht om overplaatsing naar een inrichting in het arrondissement van vervolging. Hiertoe zou hij een nieuw verzoek kunnen indienen. Voor de inhoud van GRIP-informatie dient klagers raadsman zich te wenden tot het GRIP.
4. De beoordeling
4.1. Klager is op grond van GRIP-informatie niet overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Dordrecht of de p.i. Groot Alphen. Hiertegen richt zich het onderhavige beroep.
4.2. Uit het door de selectiefunctionaris overgelegde selectieadvies komt naar voren dat klager niet in de p.i. Dordrecht kan verblijven, omdat H. daar verblijft en de inrichting er niet voor kan zorgen dat hij en klager elkaar niet tegenkomen. Volgens het GRIP is het onwenselijk dat klager samengeplaatst wordt met deze gedetineerde. Dit geldt ook voor drie gedetineerden in de p.i. Groot Alphen, die in het selectieadvies eveneens bij naam zijn genoemd. Voor elk van de vier gedetineerden geldt dat zij volgens het GRIP medestanders of tegenstanders van klager zijn in diens criminele netwerk.
4.3. Voornoemde informatie van het GRIP is voldoende concreet is en de selectiefunctionaris heeft hiervan in redelijkheid mogen uitgaan. De omstandigheid dat de achtergrondinformatie waarop het GRIP zich baseert, zich niet in het dossier bevindt, kan hieraan niet afdoen. Dat deze informatie niet is overgelegd, heeft immers niet alleen te maken met klagers privacy, maar ook met opsporingsbelangen en de veiligheid en privacy van derden. Overigens heeft klager onvoldoende aangevoerd waaruit een zwaarwegend belang bij diens overplaatsing naar de p.i. Dordrecht of de p.i. Alphen aan den Rijn blijkt. Dat het verzoek aanvankelijk wel was toegewezen, betekent nog niet dat een afwijzing onredelijk zou zijn geweest.
4.4. Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat van de selectiefunctionaris niet kon worden verwacht dat deze – zonder uitdrukkelijk verzoek – de overplaatsingsmogelijkheden voor andere inrichtingen onderzocht. Het is in beginsel aan de gedetineerde om een onderbouwd verzoek in te dienen, dat vervolgens door de selectiefunctionaris wordt beoordeeld.
4.5. Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is dus ongegrond.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 18 juli 2018.
secretaris voorzitter