Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-131, 19 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-131

betreft: […]      datum: 19 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Docter, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 maart 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verzoekt om strafonderbreking om zijn ernstig zieke levenspartner bij te staan. Dit kan op grond van artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Klagers vrouw is voor haar verzorging op hem aangewezen. Uit de motivering van het (negatieve) advies van de afdeling Individuele Medische advisering (IMA) blijkt dat klagers vrouw lijdt aan een kwaadaardige ziekte, er een tweede kwaadaardige aandoening lijkt te zijn, maar het behandeltraject nog niet duidelijk is en klagers vrouw momenteel nog in goede conditie verkeert. Zij is echter ongeneeslijk ziek, niet mobiel en niet zelfstandig in staat tot algemene dagelijkse levensverrichtingen. Het criterium is niet dat sprake moet zijn van een levensbedreigende situatie, maar van een ernstig zieke partner. Dat dit het geval is, blijkt uit de in beroep overgelegde brief van de internist-oncoloog d.d. 5 februari 2018. De behandelingen van klagers vrouw zijn inmiddels gestart. Na iedere behandeling is zij erg moe en kan zij niet normaal functioneren. Door de vermoeidheid is zij al eens van haar fiets gevallen, waardoor zij haar arm nauwelijks kan bewegen. Zij heeft geen rijbewijs en kan dus niet eigenstandig naar het ziekenhuis of de arts. Ze mist klagers inbreng in de gesprekken over haar ziekte en behandelingen. Dit vraagt psychisch veel van haar. Ook klagers dochter mist de steun van haar vader in deze situatie. Klager was een zelfmelder en zal de straf uiteraard verder uitzitten, zodra de medische conditie van zijn vrouw stabieler is. De politie heeft geen bezwaar tegen strafonderbreking. Het reclasseringsadvies waarnaar het Openbaar Ministerie (OM) verwijst en waarin het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, is minstens twee jaar oud. Klager gedraagt zich uitstekend in de inrichting. Hij is bereid zich te houden aan een eventueel gebieds- en contactverbod, zodat rekening kan worden gehouden met de belangen van de slachtoffers. Het betreft overigens oude feiten (van voor 7 oktober 2009).

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De medisch adviseur bij de afdeling IMA acht strafonderbreking op medische gronden (bij brief van 17 januari 2018) niet geïndiceerd. Klagers vrouw is mobiel en zelfstandig in staat tot algemene dagelijkse levensverrichtingen. Er is geen sprake van een levensbedreigende situatie. Het advies is gebaseerd op de medische informatie van de internist-oncoloog van het Martini Ziekenhuis d.d. 15 januari 2018. De enkele betwisting van de juistheid daarvan maakt de noodzaak tot strafonderbreking nog niet aannemelijk.

Op klagers verzoek tot strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de locatie Esserheem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op de informatie van de afdeling IMA en het negatieve advies van het OM.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem-Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, omdat strafonderbreking niet medisch noodzakelijk wordt geacht, er daarom een verkeerd signaal naar de samenleving zou uitgaan bij toekenning van het verzoek en het recidiverisico in de meest recente reclasseringsrapportage als hoog werd ingeschat.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaren met aftrek, wegens ontucht met minderjarigen. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 oktober 2020.

Voor strafonderbreking geldt dat op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling deze kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder, voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde en voor de gevallen bedoeld in de artikelen 23 en 24. Het bepaalde in artikel 22, eerste en tweede lid, van de Regeling is van overeenkomstige toepassing.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking om zijn ernstig zieke vrouw te verzorgen. Hoewel uit het advies van de medisch adviseur van de afdeling IMA duidelijk wordt dat klagers vrouw ernstig ziek is, bleek op basis van de informatie van 15 januari 2018 niet van een dringende noodzaak voor klagers aanwezigheid bij de verzorging van zijn vrouw, hetgeen een vereiste is voor het verlenen van strafonderbreking. De beroepscommissie begrijpt weliswaar de wens van klager om bij zijn vrouw aanwezig te zijn, maar dit is niet zonder meer redengevend voor strafonderbreking.

Dit de door klager aangevoerde omstandigheden en overgelegde stukken komt evenwel naar voren dat de situatie sinds 15 januari 2018 is veranderd. Zijn vrouw zou niet meer voor zichzelf kunnen zorgen, nu intensieve behandelingen zijn gestart. Dit was op 15 januari 2018 kennelijk nog niet het geval, nu in voornoemd advies is vermeld: “het behandeltraject is nog niet duidelijk”. Uit de door klager in beroep overgelegde brief van de internist-oncoloog van 5 februari 2018 blijkt dat de behandelingen van klagers vrouw inmiddels zijn gestart en wat de gevolgen daarvan zijn. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat thans aanleiding bestaat de medisch adviseur van de afdeling IMA opnieuw om advies te vragen. Zij zal het beroep om die reden gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Voor het toekennen van een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 19 juni 2018.

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven