Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-119, 13 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : R-119

Betreft : [klager]          datum: 13 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Torentijd te Middelburg, gericht tegen een uitspraak van 22 januari 2018 van de beklagcommissie bij voormelde p.i. gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman, mr. W.B.O. van Soest, en de directeur van de p.i. Torentijd zijn uitgenodigd ter zitting van de beroepscommissie van 6 juli 2018, gehouden in de p.i. Vught, te worden gehoord.

Hoewel klager op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De raadsman is niet ter zitting verschenen. De directeur van de p.i. Torentijd heeft schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft het niet voortvarend ter hand nemen van de uitvoering van elektronisch toezicht (enkelband) waardoor klager niet met weekendverlof kon en werd ingesloten.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Wat betreft de aan klager opgelegde ordemaatregel is de beklagcommissie van oordeel dat de directeur heeft kunnen concluderen dat het niet verantwoord was om klager op weekendverlof te laten gaan en hem te laten deelnemen aan het programma in de z.b.b.i., omdat het elektronisch toezicht nog niet was geregeld. De gegrondverklaring door de beklagcommissie volgt niet uit de motivering door de beklagcommissie.

De directeur van de p.i. Torentijd weet als ontvangende inrichting niet dat een gedetineerde op de wachtlijst staat. De zendende inrichting is verantwoordelijk voor de aansluiting elektronisch toezicht en het informeren van het slachtoffer (IDV-melding). Zodra de plaatsing van klager in de p.i. Torentijd bekend werd en de selectiestukken beschikbaar kwamen (enkele dagen voor de plaatsing) heeft de casemanager direct contact gezocht met de p.i. Nieuwegein over het slachtoffer en het elektronisch toezicht. De p.i. Nieuwegein heeft echter geredeneerd dat klager eerder ‘buiten’ was geweest zonder elektronisch toezicht en dat bij plaatsing van klager in de z.b.b.i. geen reden voor elektronisch toezicht aanwezig was. De casemanager van de p.i. Torentijd heeft daarna onmiddellijk het traject voor een aansluiting ten behoeve van elektronisch toezicht en de IDV-melding gestart. De directeur meent de zorgplicht voldoende in acht te hebben genomen. Het ligt niet in de lijn met de verantwoordelijkheid van de directeur om alle verantwoordelijkheden van de zendende inrichting bij voorbaat te controleren.

Ten aanzien van de opgelegde ordemaatregel heeft er een belangenafweging plaatsgevonden. Dit is bevestigd doordat het weekendverlof de week daarna wel is toegestaan op het moment dat het elektronisch toezicht nog niet was geregeld, maar de IDV-melding wel.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Uit de motivering van de uitspraak van de beklagcommissie blijkt dat de beklagcommissie zich kan vinden in het standpunt van de directeur dat het op 13 oktober 2017 niet verantwoord was klager met weekendverlof te laten gaan. De beroepscommissie verstaat het vorenstaande aldus dat de beklagcommissie het beklag tegen de aan klager opgelegde ordemaatregel niet onredelijk of onbillijk acht. Het beklag had op dit onderdeel ongegrond moeten worden verklaard.

Thans in beroep is aan de orde het oordeel van de beklagcommissie dat de uitvoering van het elektronisch toezicht niet voldoende voortvarend door de directeur ter hand is genomen. Uit de door de directeur gegeven toelichting blijkt dat de ontvangende inrichting, in dit geval de p.i. Torentijd, niet op de hoogte wordt gesteld van de gedetineerden die op de wachtlijst staan voor plaatsing in de z.b.b.i. van de p.i. Torentijd. Eerst na ontvangst van de stukken van de selectiefunctionaris enkele dagen voor de feitelijke plaatsing, heeft de directeur kennis gekregen van de aanstaande plaatsing van klager in de z.b.b.i. Op grond van de verstrekte informatie was de directeur van oordeel dat een melding aan het slachtoffer diende plaats te vinden en vanwege het locatiegebod en contactverbod met het slachtoffer elektronisch toezicht noodzakelijk was. De casemanager heeft daarop direct contact opgenomen met de zendende inrichting, de p.i. Nieuwegein.

Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur voldoende voortvarend heeft gehandeld. De directeur valt geen verwijt te maken dat ondanks zijn inspanningen het niet is gelukt voor klagers eerste weekendverlof de voorwaarden hiervoor te regelen. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, mr. A.T. Bol en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 13 augustus 2018

 

           

   

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven