Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-95, 18 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

 

nummer:          R-95

betreft: […]      datum: 18 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.H. van de Kamp, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 februari 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers moeder is terminaal ziek en hij wil haar graag bezoeken. Zijn moeder lijdt aan verschillende chronische ziekten en ontvangt palliatieve chemotherapie. Klagers verzoek is afgewezen, omdat klagers moeder op 11 januari 2018 klager in de inrichting heeft bezocht en dus nog in staat zou zijn de inrichting te bezoeken. Een terminaal zieke kan echter snel achteruit gaan. Dat de huisarts op 19 januari 2018 meende dat incidenteel verlof op medische gronden niet was geïndiceerd, kan dus niet redengevend zijn voor de afwijzende beslissing op 22 februari 2018. Klagers moeder zal overlijden, voordat klager (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld. Hij wil graag in rust afscheid van haar kunnen nemen. Klager verzocht daarom aanvankelijk om een week verlof. Hij is bereid mee te werken aan eventueel aan het verlof te verbinden bijzondere voorwaarden, zoals een meldplicht of een enkelband.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (de afdeling IMA) heeft op 30 januari 2018 te kennen gegeven dat geen aanwijzingen bestaan dat klagers moeder niet meer in staat zou zijn klager te bezoeken. Zij heeft hem om 11 januari 2018 nog bezocht. Er zou nog geen sprake zijn van een levensbedreigende situatie. Daarom is het verzoek op 22 februari 2018 afgewezen. Als de situatie verandert, kan een nieuw verzoek tot incidenteel verlof worden ingediend.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De medisch adviseur van de afdeling IMA achtte incidenteel verlof op medische gronden niet geïndiceerd, omdat niet is gebleken dat klagers moeder niet tot reizen in staat zou zijn.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder verwijzing naar voornoemd advies van de medisch adviseur.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens verkrachting en gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij 28 dagen gevangenisstraf te ondergaan wegens gekwalificeerde diefstal en bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen. Aansluitend daarop dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 65 dagen te ondergaan op grond van de Wet Terwee. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 10 februari 2020.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om een bezoek te kunnen brengen aan zijn terminaal zieke moeder.

Uit artikel 25, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, kind of ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten. 

Uit het advies van de medisch adviseur blijkt dat klagers moeder op 30 januari 2018 medisch gezien in staat werd geacht klager te bezoeken in de inrichting. Niet is gebleken dat de selectiefunctionaris hiervan (op 22 februari 2018) niet heeft mogen uitgaan. Als de medische gesteldheid van klagers moeder is verslechterd, kan klager opnieuw om incidenteel verlof verzoeken en dient de medisch adviseur opnieuw te adviseren. Nu de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt, zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 18 juli 2018.

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven