Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-318, 29 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-318

Betreft:            [klager]            datum: 29 augustus 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. van Reydt, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 1 maart 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 30 april 2016 gedetineerd. Klager verbleef in de p.i. Almelo. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.). Op 18 april 2018 is het p.p. aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de p.i. Veenhuizen locatie Esserheem, in het kader van het p.p. Op 24 mei 2018 is klager in vrijheid gesteld.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager is vanuit de FPA Franeker teruggeplaatst in de p.i. Almelo. De beslissing tot terugplaatsing is gebaseerd op een aantal incidenten van klager tijdens zijn verblijf in de FPA Franeker. Na de indiening van het bezwaarschrift zijn er schriftelijke meldingen beschikbaar gekomen, alsmede een e-mail van klagers begeleider in de FPA Franeker, die een ander beeld geven van klagers gedrag tijdens zijn verblijf in de FPA Franeker. Klager blijkt intrinsiek gemotiveerd voor behandeling en er is geen sprake van een behandelimpasse. Klager is nimmer gewaarschuwd dat na beëindiging van de behandeling in de FPA Franeker, terugplaatsing in de p.i. zou volgen. De beslissing tot terugplaatsing van klager is een te ingrijpend middel die een negatieve impact heeft op klager. De bestreden beslissing moet als onredelijk worden gekwalificeerd. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klagers psychiater klager heeft op 15 december 2017 aan andere begeleiders van klager, onder wie de reclasseringswerker, de casemanager in de p.i. Almelo en de PGB-er van klager, ervan melding gemaakt dat klager geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag en houding op het moment dat hij daarop aangesproken wordt. Er is bij hem een gebrek aan motivatie, waardoor geen sprake meer is van een constructieve behandeling. In de bestreden beslissing is toegelicht dat de PGB-er en de GGZ-begeleider van klager overleg wensten te voeren met de psychiater om een eenduidig advies uit te brengen over klager. Na dit overleg is op 21 december 2017 een selectieadvies uitgebracht om klager terug te plaatsen in een p.i. Op grond van het selectieadvies is beslist klager terug te plaatsen in de p.i. Almelo. De e-mail van klagers begeleider, waarnaar de raadsman verwijst, betreft een overdrachtsnotitie - wat gebruikelijk is - bij een ontslagprocedure. Ten aanzien van de gebruikelijk is - bij een ontslagprocedure. Ten aanzien van de beëindiging van het verblijf van klager in de FPA Franeker is afgegaan op de beschikbare informatie van de psychiater van december 2017. Voor een tegemoetkoming is geen aanleiding.

 

4.         De beoordeling

4.1       Hoewel klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.

4.2       De door de selectiefunctionaris genomen beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt, nu het selectieadvies en de mededelingen over de voortgang van de behandeling in de FPA Franeker een contra-indicatie geven voor voortzetting van de behandeling. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

5          De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 29 augustus 2018.

 

 

 

 

 

 

 

                              secretaris                                                voorzitter

Naar boven