Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1525/TP, 20 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1525/TP

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 3 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 12 juli 2003 verlengd tot 10 oktober 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 8 oktober 2002 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 13 januari 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in unit 4 van de locatie Zuid (de beveiligde individuelebegeleidingsafdeling, BIBA, van het huis van bewaring (h.v.b.)) te Den Haag.
De Minister heeft aangegeven dat klager is geselecteerd voor plaatsing in Hoeve Boschoord te Boschoord.

3. De standpunten
Klager is het niet eens met de verlenging van zijn passantentermijn.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden in een h.v.b. Er bestaat geen aanleidingten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. De Minister heeft op 28 april 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) DenHaag, mede namens het PMO van de BIBA te Den Haag) een aanvraag voor spoedige plaatsing van klager ontvangen in verband met zijn nauwelijks aanwezige leerbaarheid gecombineerd met psychotische- en gedragsproblematiek. Blijkens deovergelegde medische verklaring d.d. 12 augustus 2003 is klagers situatie onveranderd. Bij klager is niet alleen sprake van een in ernst wisselende psychotische stoornis, maar vooral ook van zwakbegaafdheid waardoor zelfs klagersverblijf op de BIBA van meet af aan problematisch is geweest. De FPD heeft zich daarbij aangesloten en geeft tevens aan klager met enige spoed te plaatsen in Hoeve Boschoord. Hieruit blijkt derhalve dat klagers psychische conditiezodanig is dat spoedige plaatsing in Hoeve Boschoord wordt geadviseerd. Hoeve Boschoord is op de hoogte van klagers situatie en er zal binnenkort een intakegesprek met klager plaatsvinden. De Minister ziet derhalve onvoldoendeaanleiding om klager met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting te plaatsen.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting.

Vast staat dat de FPD Den Haag, mede namens het PMO van de BIBA te Den Haag, bij brief van 18 april 2003 heeft verzocht om spoedige plaatsing van klager in Hoeve Boschoord. In die brief wordt gesproken van „toenemende beheers- enbejegeningsproblematiek bij een zwakbegaafde man met (wederom) in toenemende mate geagiteerde psychotische episodes“. Geconcludeerd wordt dat de zorgbehoefte ten gevolge van de zwakbegaafdheid en de psychose dermate groot is datzeer spoedige klinische behandeling/zorg geïndiceerd is.
In de medische verklaring d.d. 12 augustus 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Den Haag wordt aangegeven dat het opnieuw beoordelen van klagers psychische conditie, gelet op bovenstaande brief d.d. 18 april 2003, geen enkeldoel dient. De geconstateerde problematiek is de afgelopen maanden onveranderd gebleven, omdat zwakbegaafdheid een niet te „genezen“ stoornis is en de geconstateerde psychotische stoornis in direct verband staat met dezwakbegaafdheid.
Gelet op de inhoud van bovengenoemde brief d.d. 18 april 2003 en de medische verklaring d.d. 12 augustus 2003 kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet anders worden geconcludeerd dan dat de psychische conditie van klagerreeds ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd en dat klager bij voorrang diende te worden geplaatst in een tbs-inrichting.

Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager metvoorrang daadwerkelijk in Hoeve Boschoord dan wel een andere voor hem geschikte tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanigetermijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b.wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in eentbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven