Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2101/GV, 9 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:09-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2101/GV

betreft: [klager] datum: 9 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 10 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.Moszkowicz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 september 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is van mening dat er zodanig bijzondere omstandigheden in zijnpersoonlijke levenssfeer aanwezig zijn dat deze een strafonderbreking noodzakelijk maken. Deze bijzondere omstandigheden manifesteren zich zowel op zakelijk terrein, als bedoeld in artikel 38 Regeling tijdelijk verlaten van deinrichting, als in de directe familiekring, artikel 34 en verder van de Regeling. Als de vader van verzoeker op bezoek komt, loopt hij na vijftien minuten naar buiten. Het wordt hem dan te emotioneel. Bovendien meent klager dat nietkan worden volstaan met een andersoortig kortstondig verlof. De weigeringsgronden voor strafonderbreking als vermeld in artikel 4 van de Regeling zijn niet van toepassing op klager. Bij de eerste strafonderbreking heeft klager zichaan alle voorwaarden gehouden. De redenen vermeld in het verzoek zijn, gesteund door de directeur van de locatie Dordtse Poorten, meer dan voldoende om klagers verzoek te honoreren. Klager wenst op het onderhavige verzoek te wordengehoord.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek is afgewezen omdat de problematiek, die klager aangeeft, en de reden van het verzoek te algemeen zijn en zich in iedere detentiesituatie kunnen voordoen. Voor wat betreft artikel 38 van de Regeling worden er geendringende omstandigheden van zakelijke aard aangetoond, evenmin wordt aangetoond dat klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden. Tevens worden klagerspersoonlijke omstandigheden in de vorm zoals omschreven in artikel 34 van de Regeling niet zo bijzonder geacht dat het verzoek toegestaan zou moeten worden. De omstandigheden worden te algemeen geacht. De raadsman geeft aan datklager zich bij de eerste strafonderbreking aan alle voorwaarden heeft gehouden, maar aan klager is niet eerder strafonderbreking verleend. Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De directeur van de locatieDordtse Poorten heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven dat de door klager aangevoerde omstandigheden problemen van sociale aard zijn die zich bij iedere detentie voordoen.
De medisch adviseur is van mening dat een strafonderbreking van positieve invloed kan zijn om de huidige negatieve spiraal, waarin klagers vrouw zich bevindt, te doorbreken. De aangegeven situatie van zijn vader is niet relevant.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en overtreding van de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 29september 2006.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

In onder meer artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling zijn deze bijzondere omstandigheden nader uitgewerkt. Zo kan strafonderbreking onder meer worden verleend in verband met bezoek aan/verzorging van een in ernstig psychischenood verkerende levenspartner.
Op grond van artikel 38 van voornoemde Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheidnoodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het advies van de medisch adviseur inhoudende dat strafonderbreking van positieve invloed kan zijn om de huidige negatieve spiraal waarin klagers vrouw zich bevindt te doorbreken,niet is gebleken dat strafonderbreking medisch noodzakelijk is. Ook is niet gebleken dat de aangevoerde omstandigheden, die voortvloeien uit en inherent zijn aan klagers detentie(situatie), zodanig bijzonder zijn dat deze zoudennopen tot strafonderbreking. Van dringende omstandigheden van zakelijke aard is niet gebleken. Deze zijn zelfs niet nader toegelicht door klager. Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijkverlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven