nummer: 03/2015/GV
betreft: [klager] datum: 26 september 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 26 augustus 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De politie Rotterdam heeft een positief advies gegeven na een gesprek met klagersfamilie. Klager zit al zeventien maanden in het huis van bewaring te Alphen aan den Rijn. Hij toont goed gedrag en na een aantal gesprekken heeft hij van de inrichting een positief advies gekregen. Het personeel van de inrichtingkent klager persoonlijk maar het openbaar ministerie niet. Klager gedraagt zich zoals van hem verwacht wordt en doet wat van hem verwacht wordt. Hij werkt al zeventien maanden op dezelfde werkzaal zonder klachten. Klager is beleefden heeft manieren. Hij is bezig met een talencursus via de inrichting en leest veel educatieve boeken. Als hij met verlof mag, zal hij zich op de juiste manier gedragen. Hij heeft al zijn vriendschapsbanden verbroken. Hij zal eralles aan doen om de mensen, die betrokken zijn bij zijn strafzaak, te vermijden. In 1996 heeft het openbaar ministerie ook een verlofverzoek geweigerd om dezelfde redenen. Dankzij de inrichting heeft hij toen toch een kans gekregenen mocht hij elke week met verlof zonder klachten of problemen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het openbaar ministerie heeft aangegeven ernstige bezwaren te hebben tegen verlening van dit verlof. Klager heeft namelijk met een vuurwapen geschoten op een vol terras, onder invloed van een behoorlijke hoeveelheid alcohol, vanwegeeen ruzie kort daarvoor. Het openbaar ministerie spreekt van een ernstig geweldsdelict, waarvan de slachtoffers nog lang psychische en nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Bovendien draagt het delict bij aan gevoelens van onrust enonveiligheid in de maatschappij en in het uitgaansleven in het bijzonder. Klager is ook eerder veroordeeld voor het bezit van een vuurwapen. Zijn delicten laten in toenemende mate een golf van gewelddadigheden zien. De mogelijkheidvan maatschappelijke onrust bij een verlof wordt op dit moment zeer wel aanwezig geacht en het is thans nog te vroeg om klager verlof te verlenen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Namens de directeur van de penitentiaire inrichtingen Midden Holland, locatie Alphen aan den Rijn, is positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft, zoals hiervoor vermeld, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Rotterdam Rijnmond heeft positief geadviseerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens een poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 april 2004.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klager, die eerder is veroordeeld in verband met het bezit van een vuurwapen, zit thans een straf uit in verband met een zeer ernstig geweldsdelict. Hij heeft met een vuurwapen op een vol terras geschoten. Dergelijke feiten zorgenvoor grote maatschappelijke onrust en derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag in ditstadium van klagers detentie rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel4 onder i. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 september 2003
secretaris voorzitter