Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-36, R-37 en R-38, 7 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-36, R-37 en R-38

betreft: [Klager]           datum: 7 augustus 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen de uitspraken van 18 december 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Vught, betreffende:

a. de omstandigheid dat klager op 10 september 2017 niet in de gelegenheid is gesteld te luchten (VU-2017-001714);
b. de omstandigheid dat klager op 11 september 2017 niet in de gelegenheid is gesteld te luchten (VU-2017-001704);
c. het feit dat de bakactiviteiten en de activiteit ‘uit de voeding’ vanwege het gedrag van gedetineerden op de afdeling zijn opgeschort (VU-2017-001666);
d. het feit dat de bakactiviteiten en de activiteit ‘uit de voeding’ vanwege het middelengebruik van gedetineerden op de afdeling zijn opgeschort (VU-2017-001666); en
e. het feit dat de bakactiviteiten en de activiteit ‘uit de voeding’ vanwege door gedetineerden ingediende klaagschriften zijn opgeschort (VU-2017-001666 en VU-2017-001718), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in de klachten a. en d. en heeft de klachten b., c. en e. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. De beroepscommissie heeft op 3 juli 2018 kennisgenomen van een nadere reactie van de directeur in de zaak met nummer R-36.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling

Ten aanzien van klacht a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klagers klacht, gedateerd op 15 september 2017, richt zich tegen de omstandigheid dat hij op zondag 10 september 2017, vanwege een bezoek van zijn advocaat, geen gebruik heeft kunnen maken van het luchtmoment en dat hij daarvoor ten onrechte niet is gecompenseerd. In beroep geeft klager te kennen dat de klacht is gericht tegen de omstandigheid dat hij op 16 september 2017 niet in de gelegenheid is gesteld te luchten, omdat de zaak met kenmerk 17/1624/GA ter zitting van de beroepscommissie werd behandeld. Dit laatste valt buiten de omvang van het oorspronkelijke beklag. De beroepscommissie kan klager in zoverre niet ontvangen in het beroep.

Hetgeen in beroep voor het overige is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klacht b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager stelt dat hij op 11 september 2017 van 08:10 uur tot 09:10 uur geen gebruik heeft gemaakt van het luchtmoment, omdat hem werd geweigerd processtukken naar de luchtplaats mee te nemen. De processtukken had hij nodig ter voorbereiding op het bezoek van zijn advocaat dat om 09:00 uur was gepland.

De directeur geeft te kennen dat klager zich in plaats van het luchten op zijn ambtelijk bezoek wilde voorbereiden. Hoewel gedetineerden de mogelijkheid wordt geboden procestukken naar de luchtplaats mee te nemen of voorafgaand aan het bezoek op te halen, gaf klager desgevraagd aan niet van het luchtmoment gebruik te willen maken. Klager is, vanwege het feit dat het niet mogelijk was na afloop van het ambtelijk bezoek op de luchtplaats te luchten, tevens in de gelegenheid gesteld een half uur in de luchtkooi te luchten. Ook daarvan wenste klager geen gebruik te maken.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de klachten c. en d. overweegt de beroepscommissie het volgende. Het beklag betreft de beslissing van de directeur de bakactiviteiten en de activiteit ‘uit de voeding’ vanwege het gedrag en het middelengebruik van gedetineerden op de afdeling op te schorten. Dit betreft een beklagwaardige beslissing van de directeur waartegen op grond van artikel 60 van de Pbw beklag openstaat. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter vernietigen voor zover deze klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in klacht d. en zal klager alsnog ontvangen in deze klacht. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat voornoemde activiteiten geen onderdeel uitmaken van het dagprogramma, maar dat het inrichtingspersoneel deze activiteiten naast het reguliere dagprogramma aanbiedt, mits de gedetineerden gewenst gedrag laten zien. De beslissing van de directeur de betreffende activiteiten, vanwege het gedrag en middelengebruik van gedetineerden, op te schorten, kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep ten aanzien van klacht c. en het beklag ten aanzien van klacht d. zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klacht e. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager heeft een affiche overgelegd, waarop het volgende is vermeld: ‘‘Naar aanleiding van het gedrag van sommigen en de lopende beklagzaken, de uc-uitslagen het volgende. ‘Het uit de voeding gaan’ en alle bakactiviteiten worden voorlopig opgeschort tot dit gedrag gaat veranderen.’’

Naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen lopende beklagzaken niet als grond worden aangevoerd om dergelijke schorsingen te rechtvaardigen. De tekst in de affiche is dan ook onzorgvuldig geformuleerd op dit punt. Wat er overigens  zij van het standpunt van klager dat hij deze formulering als belemmering in beklag te gaan, heeft opgevat, nu niet is gebleken van de omstandigheid dat klager niet in beklag heeft kunnen gaan, zal de klacht van klager ongegrond worden verklaard.

2.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep inzake klacht a., voor zover het de uitbreiding van het oorspronkelijke beklag betreft. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake klacht d., verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht e. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van gronden

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van

mr. A. de Groot, secretaris, op 7 augustus 2018.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven