Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-135, 18 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-135

Betreft:            […]      datum: 18 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanović, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 22 januari 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sinds 21 juni 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) te Balkbrug. Op 8 november 2017 is hij geplaatst in het PPC van de p.i. Vught. Op 30 januari 2018 is klager geplaatst in de gevangenis van de locatie Sittard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is teruggeplaatst vanuit de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Balkbrug, omdat hij cannabis zou hebben gebruikt en verstrekt aan medepatiënten. Voorts zou hij niet meewerken aan behandeling. Om die reden acht de kliniek het behandelklimaat verstoord. Dit advies vormt dus geen zelfstandige grond voor klagers terugplaatsing, maar is afhankelijk van het bewijs voor klagers vermeende wangedrag. Hiervoor geldt dat de selectiefunctionaris zich heeft gebaseerd op summiere informatie. Er is geen enkel bewijs overgelegd en klager kan zich dan ook niet deugdelijk verweren. Klager is als gevolg van zijn goede inzet vanuit de FPK doorgestroomd naar de FPA, waar hij meer vrijheden genoot. De behandeling verliep lange tijd naar tevredenheid. Hij heeft daarmee aangetoond goed te functioneren onder het daar geldende beveiligingsniveau, anders dan de selectiefunctionaris meent. Klagers gestelde motivatie wordt ten onrechte terzijde geschoven op basis van summiere informatie in het selectieadvies. De behandeling is op klagers initiatief ingezet en hij werkte hieraan mee. Dit zou ook nagevraagd kunnen worden bij de FPK en de FPA. Er is een incident geweest, waarna klager minder gemotiveerd was en eenmaal cannabis heeft gebruikt. Hij heeft hiervoor een waarschuwing gekregen. Vervolgens verliepen zijn verblijf en behandeling weer naar tevredenheid. Klager wil vooral graag de zedentherapie volgen om het recidivegevaar terug te dringen. Die zou spoedig gestart worden. Dit is ook in het belang van de maatschappij. Behandeling is geïndiceerd door de psycholoog en de reclassering en ook de rechtbank heeft recent nog overwogen dat behandeling noodzakelijk is. Nu terugplaatsing in de kliniek onmogelijk wordt geacht, had klager in een andere kliniek geplaatst moeten worden. De rechtbank acht, anders dan de reclassering, plaatsing in een kliniek in de buurt van klagers netwerk aangewezen. Dat de indicatiestelling inmiddels zou zijn opgeheven doet aan het voorgaande overigens niet af. Er kan immers een nieuwe indicatiestelling worden afgegeven.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De FPK te Balkbrug heeft in overleg met de reclassering geadviseerd tot terugplaatsing van klager naar het PPC van de p.i. Vught. Hoewel geen bewijs is overgelegd waaruit blijkt dat klager in de kliniek in drugs handelde, heeft de kliniek kennelijk geconstateerd dat klager het therapeutisch klimaat in de kliniek verstoorde. Daarbij liep ook de behandeling van anderen gevaar. Voortzetting van de behandeling en verblijf in de kliniek waren daarom niet meer zinvol. Uit het selectieadvies blijkt dat de kliniek klagers inzet als ondermaats ervoer. Dit blijkt ook uit het reclasseringsadvies van 19 oktober 2017, dat in de beroepsprocedure is overgelegd. Klagers motivatie is extern en gericht op vrijheden en verlof. Hij neemt geen verantwoordelijkheid en wil de behandeling naar zijn hand zetten. Een geïndiceerde behandeling is onvoldoende voor plaatsing in een kliniek. Er dient voldoende bereidheid en inzet te zijn. Wederzijds vertrouwen en het nakomen van afspraken is cruciaal voor het slagen van een behandeling. Terugplaatsing in de kliniek is niet aan de orde, nu de kliniek daarin zelf geen heil ziet en voorts de zorgindicatie is komen te vervallen.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Hoewel klager inmiddels niet meer in het PPC Vught verblijft, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen. Het beroep ziet immers veeleer op de uitplaatsing uit de FPK c.q. FPA dan op de plaatsing in het PPC Vught. Voorts is namens klager om een tegemoetkoming verzocht.

4.2.      De selectiefunctionaris heeft zich bij de beslissing tot plaatsing in het PPC gebaseerd op de adviezen van de kliniek en de reclassering. Hieruit komt onder meer naar voren dat klager drugs gebruikte, in drugs handelde en de afspraken tijdens een verlof niet nakwam en dat zijn inzet en motivatie voor de behandeling ondermaats waren. Wat ook van het voorhanden zijnde bewijs hiervoor zij, de kliniek achtte behandeling van klager in elk geval niet langer zinvol en klagers houding verstoorde het therapeutische klimaat in de inrichting. Onder die omstandigheden is de beslissing hem terug te plaatsen in het PPC Vught (en niet direct over te plaatsen naar een andere kliniek) niet onredelijk of onbillijk.

4.3.      Sinds de terugplaatsing is enige tijd is verstreken. Inmiddels kan, zeker gelet op de door de raadsvrouw overgelegde uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, plaatsing in een (andere) FPK of FPA aangewezen zijn. Dit is in deze procedure echter niet aan het oordeel van de beroepscommissie onderworpen. Dit doet dus ook niet af aan het onder 4.2. overwogene, zodat het beroep ongegrond zal worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 18 juli 2018.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven