Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-60, 17 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : R-60

Betreft : [klager]          datum: 17 juli 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de locatie Roermond, gericht tegen een uitspraak van 21 december 2017 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en de directeur van de locatie Roermond zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 6 juli 2018, gehouden in de p.i. Vught, te worden gehoord.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

De directeur van de locatie Roermond heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De constatering in het ziekenhuis dat de medische dienst heeft verzuimd klager maagbeschermers voor te schrijven, wordt door de beklagcommissie als uitgangspunt genomen voor de beoordeling van het gedrag van klager in de inrichting. Binnen de inrichting stelt de inrichtingsarts het medicatiebeleid vast na onderzoek van de medische klachten. De inrichtingsarts heeft de landelijke richtlijnen (NHG standaarden) gevolgd en klager geen maagbeschermer voorgeschreven. De omstandigheid dat het ziekenhuis een andere mening heeft, maakt nog niet dat er sprake is van verzuim van de kant van de medische dienst. Voor medische klachten staat een aparte medische klachtenprocedure open. De directeur verwijst naar het rapport van de verpleegkundige en persisteert bij zijn voor de beklagcommissie gevoerde verweer.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw, kan de directeur aan de gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken, indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur verslag te doen..

Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan geen straf worden opgelegd, indien de gedetineerde voor het begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, niet verantwoordelijk kan worden gesteld.

Uit het opgemaakte verslag van 1 november 2017 blijkt dat klager in de inrichting melding heeft gedaan dat hij meer dan 20 tabletten paracetamol en meerdere tabletten ibuprofen had ingenomen. Klager had hevige buikklachten en had een bloedneus. Klager had de pijnstillers genomen omdat hij tandpijn had. Klager is daarop met spoed ingestuurd naar de spoedeisende hulp van het ziekenhuis met verdenking van intoxicatie. De arts van het ziekenhuis heeft telefonisch contact gezocht met de medische dienst en vertelde dat klager aan haar een ander verhaal vertelde en sprak over enkele tabletten paracetamol en ibuprofen. Klager wilde echter zwaardere pijnstillers wegens hevige tandklachten. Klager was dwingend in zijn vraag, wat als vervelend werd ervaren. Klager vertelde verder dat hij door de inrichtingstandarts niet geholpen werd want deze trok geen tanden en zou geen verdere behandeling geven. Na terugkomst van het ziekenhuis is klager meteen verwezen naar de aanwezige inrichtingstandarts. Klager heeft aldaar behandeling geweigerd. De inrichtingstandarts heeft gezegd dat klager niet behandelbaar is, omdat hij zijn mond niet opent en toelaat dat er in zijn mond wordt gewerkt.

De beroepscommissie acht op grond van het in het verslag weergegeven relaas aannemelijk dat klager een medische noodsituatie heeft voorgewend, terwijl daarvan geen sprake is geweest en na terugkomst in de inrichting en na een spoedverwijzing naar de inrichtingstandarts niet heeft willen meewerken aan een onderzoek door de inrichtingstandarts. De beroepscommissie is van oordeel dat dit gedrag onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting en klager hiervoor ook verantwoordelijk kan worden gehouden. De beslissing van de directeur klager een disciplinaire straf hiervoor op te leggen, kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, mr. A.T. Bol en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Kokee, secretaris, op 17 juli 2018

 

 

              

   

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven