Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-172, 27 juli 2018, schorsing
Uitspraakdatum:27-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-172

Betreft : [Verzoeker]   datum: 27 juli 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door […], namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 25 juli 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met ingang van 24 juli 2018 om 16.30 uur en eindigend op 29 juli 2018 om 16.30 uur, in verband met de weigering van verzoeker mee te werken aan de afname van een urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 25 juli 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 27 juli 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat het (bij herhaling) opleggen van een disciplinaire straf, anders dan de directeur stelt, niets van doen heeft met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting, maar dat hij continue wordt getreiterd in de inrichting. De directeur stelt dat verzoeker structureel weigert mee te werken aan de afname van urinecontroles, zodat niet kan worden vastgesteld of verzoeker in detentie drugs gebruikt, noch wat voor drugs hij mogelijk gebruikt.

Wat daarvan ook zij, de voorzitter stelt vast dat de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf op 25 juli 2018 is ondertekend en zodoende – zo begrijpt de voorzitter – op die datum is genomen, terwijl de bestreden disciplinaire straf op 24 juli 2018 om 16.30 uur is ingegaan. De bestreden beslissing is dan ook met terugwerkende kracht genomen, hetgeen – zo ook blijkt uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie – in strijd is met de Pbw. Gelet daarop acht de voorzitter termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek. 

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 27 juli 2018.

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven