Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0928/SGA, 15 mei 2018, schorsing
Uitspraakdatum:15-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : 18/928/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 15 mei 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in Penitentiaire Inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan de Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 8 mei 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf voor de duur van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 8 mei 2018 om 7.30 uur en eindigend op 18 mei 2018 om 7.30 uur, wegens het bezit van een mini-telefoon. 

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 10 mei 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 14 mei 2018.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit het verslag van 7 mei 2018, opgemaakt naar aanleiding van het tijdens een speciale celinspectie aantreffen van een mini-telefoon in de koelkast in verzoekers cel, komt onder meer naar voren dat dit verslag niet aan verzoeker is aangezegd. Vaste rechtspraak van de beroepscommissie is dat géén disciplinaire straf kan worden opgelegd zonder dat het terzake opgemaakte verslag aan de gedetineerde is aangezegd. Nu die aanzegging niet is geschied, is de disciplinaire straf opgelegd in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 50 van de Pbw.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang, tot het moment dat de beklagcommissie op het beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 15 mei 2018. 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven