Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0383/GV, 29 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          18/383/GV

betreft: […]      datum: 29 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Hoens, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 februari 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers gedrag in de inrichting geeft geen aanleiding het verzoek af te wijzen. Hij werkt mee aan behandeling. Dit valt op en wordt gewaardeerd, zo blijkt ook uit het feit dat hij in oktober 2017 al in aanmerking is gebracht voor plaatsing in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) op grond van artikel 15, vijfde lid, Pbw. Die plaatsing is op initiatief van de kliniek afgebroken in verband met de Anne Faber-zaak. Dit kan klager niet worden tegengeworpen. Verlof is kortdurend en juist ook van belang voor plaatsing in een FPA. Klager heeft als verlofadres het adres van zijn zus gekozen, ver van het slachtoffer. Klager zal zich houden aan het contactverbod dat de rechtbank hem heeft opgelegd. Hij heeft ook geen enkele behoefte aan contact. Klagers zus en zwager hebben een positieve invloed op hem. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres, omdat de kans groot wordt geacht dat klager terugvalt in zijn oude gedrag. Hem wordt geadviseerd een verlofadres te zoeken dat verder bij zijn familie en vrienden vandaan is gelegen. De reclassering schatte het recidiverisico in oktober 2016 als hoog in, zolang geen behandeling heeft plaatsgehad. Klager dient dus klinisch behandeld te worden, voordat hij verloven kan genieten. Inmiddels is besloten tot plaatsing van klager in een kliniek.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat sprake is van onbehandelde problematiek waarvoor klager eerst klinisch behandeld moet worden.

Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres in verband met klagers geschiedenis met de bewoners van het verlofadres.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek, wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting. Aansluitend dient hij 28 dagen gevangenisstraf te ondergaan, wegens uitstel van een eerdere voorwaardelijke invrijheidstelling. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 22 februari 2019.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

De reclassering schat het recidiverisico als hoog in, zolang geen behandeling heeft plaatsgevonden. Dit risico is onder meer gebaseerd op klagers omvangrijke justitiële documentatie, middelengebruik en geschiedenis van antisociale gedragingen. Van structurele behandeling was ten tijde van de bestreden beslissing nog geen sprake geweest.

Voornoemde omstandigheid vormde een forse contra-indicatie voor verlofverlening en rechtvaardigde, ondanks het positieve advies, een afwijzing van klagers verlofaanvraag. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en i. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 29 juni 2018

            secretaris         voorzitter

Naar boven