Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0591/GA, 18 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          18/591/GA

betreft: [Klager]           datum: 18 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Polman, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 mei 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J. Polman. Voorts is verschenen […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

  1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat klager wordt ingesloten tijdens de bezoekuren, terwijl klager zelf geen bezoek ontvangt (S-2017-000518).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager zit een levenslange gevangenisstraf uit. Hij ontvangt steeds minder bezoek. Als klager geen bezoek ontvangt, wordt hij als het ware gestraft door hem in te sluiten. Als mensen levenslang gestraft worden, moeten daarvoor andere voorzieningen worden getroffen dan bij gedetineerden die een minder lange gevangenisstraf uitzitten, zo heeft de RSJ bepaald in de uitspraak van 15 maart 2017, 16/4170/GA. Het argument dat geen voorzieningen voor klager worden getroffen, ligt volgens de directeur in het feit dat sprake is van personeelstekort. Het verweer van de directeur kan niet opgaan. Klager wordt anders gedurende zijn levenslange gevangenisstraf nog eens extra gestraft doordat hij wordt ingesloten, terwijl hij op zulke momenten wil sporten. Als vijf mensen gaan sporten, kan klager gemakkelijk als zesde persoon mee. Er is nog genoeg plaats over voor klager op zulke momenten.

Klager heeft veel minder bezoek dan anderen. Klager heeft geen vriendin en hij ziet zijn kinderen niet. Het insluiten op zich is niet heel problematisch voor klager. Klager redt zich alleen in zijn cel. Hij schrijft boeken en is bezig met een studie. Het gaat erom dat klager eerder mocht sporten tijdens de bezoekuren, maar dat dat hem inmiddels niet meer is toegestaan. Ineens mocht hij niet meer sporten tijdens de bezoekuren en wordt hij ingesloten.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De kern van deze beroepszaak ligt in het feit dat aan klager geen passende regelingen worden aangeboden. Klager is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Er wordt verwezen naar RSJ 15 maart 2017, 16/4170/GA, waarin is bepaald dat levenslanggestraften recht hebben op andere, voor hen betere voorzieningen. Het essentiële punt in die uitspraak is dat deze in een andere context is gedaan. In die uitspraak speelde mee dat voor de betrokkene, bij een rechterlijke uitspraak, een resocialisatieplan moet worden opgemaakt. Het gevolg hiervan is dat aan de betrokkene een ander dagprogramma is aangeboden. Dit heeft meegebracht dat betrokkene tijdens de bezoekmomenten de mogelijkheid had te sporten en naar de arbeid te gaan. De andere levenslanggestrafte die veel buiten zijn cel is, is afdelingsreiniger. Dit werk brengt mee dat zo iemand meer vrijheden geniet. Dat zijn andere omstandigheden dan die van klager.

De klacht van klager moet mede worden begrepen in het licht van het feit dat personeelstekort is ontstaan. Dit kan misschien nog wel opgevangen worden. Maar als telkens meer uitzonderingen worden gemaakt, zoals het sturen van klager naar het sporten tijdens de bezoekuren, wordt dat personeel-technisch gezien steeds lastiger. Als er voldoende personeel is om klager naar de sport te laten gaan, dan wordt dit voor hem geregeld. Dit stuit niet op bezwaren. Daarnaast heeft de directeur gekeken naar de bezoekersregistratie van klager. Klager krijgt veelvuldig bezoek. Klager heeft gemiddeld vier bezoekmomenten per maand. Dat is niet anders dan gemiddeld. Dat is een belangrijk punt. Voor elke levenslanggestrafte heeft de directeur een extra ‘bezoek zonder toezicht’-moment ingelast per maand. Dat krijgt elke levenslanggestrafte. Daarvan maakt klager ook gebruik. Dit is niet vastgelegd in het dagprogramma. Deze momenten worden met klager afgestemd. Klager stelt dat hij het als straf ervaart, als hij wordt ingesloten. Maar de werkelijkheid is toch anders. Hij is veelvuldig buiten zijn cel.

De vraag is ook of klager structureel wordt ingesloten. Het komt weleens voor dat klager wordt ingesloten tijdens de bezoekuren. Maar daar blijft het ook bij. Er is niet besloten alleen voor klager telkens een uitzondering te maken. Dan willen andere gedetineerden dat ook en dat is praktisch gezien niet mogelijk.

3.         De beoordeling

Ontvankelijkheid

Het beklag betreft het insluiten van klager tijdens de bezoekuren, terwijl klager zelf geen bezoek ontvangt. In beginsel wordt er geklaagd over een voor alle gedetineerden geldende algemene regel, maar nu de directeur eerder toestemming heeft gegeven dat klager tijdens de bezoekuren mocht deelnemen aan sportrecreatie, is er sprake van een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag open staat. Klager dient derhalve alsnog te worden ontvangen in zijn beklag.

Inhoudelijk

Klager stelt dat hij sporadisch bezoek ontvangt en daarom bovengemiddeld vaak wordt ingesloten, enkel als gevolg van de aan hem opgelegde gevangenisstraf. De directeur heeft evenwel ter zitting genoegzaam aangetoond dat klager voldoende, in ieder geval niet (veel) minder bezoek krijgt dan een gemiddelde gedetineerde. Als klager geen gebruik wenst te maken van zijn bezoekuren, is de directeur ingevolge artikel 21 van de Pbw bevoegd gedetineerden die in een regime van beperkte gemeenschap verblijven, te verplichten zich in hun verblijfsruimte op te houden, indien zij niet deelnemen aan activiteiten. De directeur is aldus bevoegd klager in te sluiten en niet verplicht hem naar sportrecreatie te sturen.

Ter zitting is ter vergelijking een beroep gedaan op RSJ 15 maart 2017, 16/4170/GA, waarin de beroepscommissie heeft overwogen dat onvoldoende is gemotiveerd waarom voor de betrokkene – in tegenstelling tot twee andere levenslanggestrafte gedetineerden – geen uitzondering wordt gemaakt op de regel dat gedetineerden worden ingesloten, als zij niet deelnemen aan de aangeboden activiteiten. Deze vergelijking gaat echter niet op voor klager, nu is gebleken dat de betrokkene in die zaak een persoonlijk detentietraject ondergaat. Deze uitzondering is in onderhavige zaak niet aan de orde. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. drs. J.P. Meesters, leden, in tegenwoordigheid van

mr. A. de Groot, secretaris, op 18 juni 2018.

       

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven