Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0498/TB, 13 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

           nummer:           18/498/TB

betreft: [klager]            datum: 13 juli 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens …], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 12 januari 2018 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 juli 2018, gehouden in het justitieel complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens de Minister […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2.         De feiten

Klager is na verwerping van klagers beroep in cassatie door de Hoge Raad op 21 september 2004 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege en vervolgens geplaatst in respectievelijk FPC De Kijvelanden te Poortugaal en FPC Veldzicht te Balkbrug. FPC Veldzicht heeft op 7 november 2014 verzocht om klager in een longstayvoorziening te plaatsen. Na advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is klager bij beslissing van 24 maart 2015 geplaatst in een longstayvoorziening van de Pompestichting met een hoog beveiligingsniveau. Klager heeft beroep tegen deze beslissing ingesteld. Bij tussenuitspraak RSJ 7 september 2015, 15/988/TB, is de behandeling van de zaak aangehouden opdat klager zou worden onderzocht in het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht.

 Bij einduitspraak RSJ 14 juli 2016, 15/988/TB, is het beroep ongegrond verklaard.

Bij beslissing van 28 december 2016 is klagers beveiligingsniveau op laag bepaald.

In de pro justitia rapportages van 23 oktober 2017 en 1 november 2017 is geadviseerd om klagers longstayplaatsing voort te zetten. Uit het op 18 december 2017 uitgebrachte advies van de LAP volgt dat hervatting van een op verandering gebaseerde behandeling niet zinvol wordt geacht en dat geen mogelijkheid wordt gezien voor een uitstroomtraject naar een GGZ-voorziening.

De Minister heeft op 12 januari 2018 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening, met een laag beveiligingsniveau, voort te zetten. 

3.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Uit de pro justitia van de psychiater C. volgt het advies om de longstaystatus te handhaven maar in verband met het stijgen van klagers leeftijd zou het recidiverisico langzaam afnemen en resocialisatie mogelijk kunnen zijn. Hiervoor is een enigszins constructieve opstelling nodig. Klager heeft begeleid verlof en dit zou een ingang kunnen zijn om die opstelling te bereiken. Klager vindt dat hem ten onrechte tbs is opgelegd en onderzoekt de mogelijkheid van herziening. Hij verblijft ten onrechte in de longstayvoorziening. De opvatting dat hij niet meegewerkt zou hebben aan behandeling is niet juist. Hij heeft goed meegewerkt aan de behandeling. In FPC Veldzicht had hij eenmaal in de veertien dagen een gesprek met het hoofd behandeling en elke week een gesprek met de psychiater. Klager heeft alles gedaan wat hij moest doen. Hij werkt goed samen met het personeel. Hij heeft vrijwel iedere doelstelling gehaald en dit is erkend door de behandelcoördinator tijdens de verlengingszitting. Er was sprake van dat klager versneld zou resocialiseren. Behandelaar M. van FPC De Kijvelanden wilde hem echter in de inrichting houden omdat zijn vrouw een jonge dochter had en zij dit te gevaarlijk vond. Klager is het niet eens met de pro justitia rapportages van C. en H. Zij hebben alleen naar oude rapportages gekeken. De psycholoog A. die is ingeschakeld door klager voor een contra-expertise is voorstander van de opheffing van klagers longstaystatus. Wenselijk is dat er een zorgconferentie wordt georganiseerd om het door de psycholoog A. voorgestelde perspectief te bieden.

Klager heeft momenteel acht uur netwerkverlof. Hij verblijft nog steeds in de locatie Zeeland en vindt het daar prettig. Op de therapieafdeling is er vaak geen personeel en dat is lastig. In grote lijnen heeft hij het daar goed maar hij wil wel weg uit de inrichting. Er is geen enkele kans op herhaling. Klager heeft weer contact met zijn zoon die hij vijftien jaar niet had gezien en heeft laatst met hem geluncht. Dit is goed verlopen. Het indexdelict wordt als uitgangspunt genomen terwijl klager het feit ontkent. De basis van alles is dat klager geen eerlijk proces heeft gehad. Omdat klager zich zou verzetten, wordt geen actie ondernomen. De Minister moet terug naar de tekentafel. Gekeken moet worden naar het risicomanagement. Op de vraag wat klager graag zou willen, heeft hij geantwoord dat hij naar de resocialisatieafdeling zou willen waar hij goed gemonitord zou worden. Daarna twee maanden begeleiding zou willen en vervolgens buiten de inrichting zou willen wonen. Wenselijk is als klagers tbs met een jaar verlengd zou worden en die tijd goed uitgeplozen zou worden wat de mogelijkheden zijn. Het eerder gedane verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak wordt ingetrokken.

Klager heeft verschillende setjes stukken aan de beroepscommissie en aan de vertegenwoordiger van de Minister overgelegd.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.

De beslissing is op goede gronden genomen, gelet op de adviezen van de Pompestichting, de psychiater C. en de psycholoog H. en de LAP, waaruit volgt dat voortzetting van de longstayplaatsing geïndiceerd is. Klager is nog altijd delictgevaarlijk zonder dat er mogelijkheden zijn dit door middel van behandeling terug te dringen tot een aanvaardbaar niveau. Er is onvoldoende vertrouwen in een goede afloop van een op extrinsieke motivatie gebaseerde nieuwe resocialisatiepoging zoals voorgesteld door psycholoog A. De inrichting ziet geen mogelijkheden voor een nieuwe behandelpoging dan wel plaatsing in minder beveiligde setting. Klager heeft geen intrinsiek probleembesef en er is sprake van samenwerkingsproblemen.

De behandeling van klager is niet effectief gebleken. Volgens de pro justitia rapportage van de psychiater C. is klager ervan overtuigd dat hij geen behandeling nodig heeft en is hij niet bereid behandeling en een daarop volgend resocialisatietraject aan te gaan. De psycholoog H. concludeert dat klager niet gemotiveerd is voor gedragsverandering. Behandelpogingen hebben niet geleid tot behandelrespons. De enige factor die veranderd is, is klagers leeftijd. Bij pedoseksuele daders is er zelfs op hoge leeftijd kans op herhaling. Geen heil wordt gezien in libidoremmende medicatie omdat het delict werd gepleegd terwijl klager libidoremmende medicatie gebruikte. Ook de LAP acht hervatting van op verandering gerichte behandeling niet zinvol. Er wordt geen mogelijkheid gezien voor een uitstroomtraject naar een GGZ-voorziening.  

4.         De beoordeling

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager is bij beslissing van 24 maart 2015 in een longstayvoorziening van de Pompestichting geplaatst.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportages van 23 oktober en 1 november 2017 van H. en C. komt naar voren dat bij klager geen motivatie voor gedragsverandering/behandeling en een daarop volgend resocialisatietraject aanwezig is. H. en C. achten voortzetting van klagers plaatsing in een longstayvoorziening geïndiceerd.
Uit het verlengingsadvies van 28 juni 2017 van het hoofd van de Pompestichting volgt dat er geen behandelmogelijkheden en/of een mogelijkheid tot plaatsing in een minder beveiligde setting voor klager word(t)(en) gezien. Er is bij klager geen sprake van een intrinsiek probleembesef. De behandeling is niet effectief gebleken.

De LAP heeft in haar advies van 18 december 2017 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten. 

Op verzoek van klager en zijn raadsman is op 1 september 2017 een pro justitia rapportage door de psycholoog A. uitgebracht. A. acht een voorwaardelijke beëindiging van klagers tbs nog te vroeg en spreekt uit dat gezien klagers leeftijd te verwachten valt dat het libido is afgenomen. Hij stelt voor om stapsgewijs een voorzichtige poging tot resocialisatie te ondernemen, met begeleid verlof, wellicht medicamenteus en met afspraken ondersteund.

Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Het advies van de psycholoog A. zoals dat volgt uit de op verzoek van klager uitgebrachte pro justitia rapportage kan niet tot een ander oordeel leiden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 juli 2018.

 

 

 

           

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Naar boven