Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0422/GM, 15 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

 

nummer:          18/422/GM

 

betreft: [klager]            datum: 15 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 februari 2018 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van (destijds) Veiligheid en Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn niet ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad verschenen. 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 2 februari 2018, betreft het feit dat klager sinds het verwijderen van zijn beugel last heeft van zijn gebit.

2.         De standpunten van klager en de tandarts

Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager kon drie jaar lang geen orthodontist bezoeken doordat hij gedetineerd raakte. Dit kon hij, gelet op zijn psychische toestand, ook niet zelf aanvragen of regelen. De tandarts verwijderde de beugel zonder met hem te overleggen.

De tandarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de tandheelkundig adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager had de afgelopen tien jaar een beugel en onderging verschillende operaties. De beugel werd verwijderd aangezien deze geen funie meer had. Klager heeft nog steeds last van pijn en andere klachten.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat klager tien jaar een beugel heeft gedragen maar dat op het laatst elementen aan die beugel ontbraken, zodat de beugel geen functie meer had. De tandarts heeft op 21 november 2016 de restanten verwijderd. Klagers mondhygiëne was zeer slecht. Klager ging voorafgaand aan de detentie zelf niet meer naar de orthodontist, toen hij nog een beugel droeg.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de tandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. H.J.P. Kroeze en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker secretaris, op 15 mei 2018

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                   secretaris                                                 voorzitter

 

 

 

Naar boven