Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0345/GM, 17 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            18/345/GM

betreft:               [klager]                datum: 17 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. E. Hullegie, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 3 januari 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Klager, diens raadsvrouw mr. E. Hullegie en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Leeuwarden hebben schriftelijk laten weten niet ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, te kunnen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

               

1.            De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 7 december 2017, betreft het te lang moeten wachten op de uitslag van het bloedonderzoek.

2.            De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Door en namens klager is het volgende aangevoerd. Klager kreeg tot op heden geen informatie van de medische dienst over de uitslag van het bloedonderzoek. Hij verzocht aan de verpleegkundige meermalen om die uitslag. Uit het medisch dossier volgt dat er op 11 december 2017 is gebeld met het ziekenhuis. De brief moest toen nog verstuurd worden. Het lijkt erop dat daarvóór geen actie werd ondernomen door de inrichtingsarts. Klager vindt dat hij recht heeft op een deskundige en zorgvuldige informatieverstrekking. Dat is nodig om te bepalen of hij een hogere dosis medicatie dient in te nemen voor zijn hartritmestoornis.

Door en namens de inrichtingsarts is zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Na het afnemen van bloed voor het bloedonderzoek waren zes tot acht weken verstreken. Klager wil niet met de arts spreken. Als uit de uitslag blijkt dat het kalium te laag is, passend bij de ziekte van Gitelman moet men attent zijn op hartproblemen.

3.            De beoordeling

De beroepscommissie constateert dat uit het dossier niet blijkt wanneer de uitslag van het bloedonderzoek verzonden is, wanneer de medische dienst daadwerkelijk de uitslag kon verstrekken en wanneer klager precies om die uitslagen heeft verzocht. Door de afwezigheid van beide partijen op de zitting is evenmin duidelijk geworden hoe de informatieverstrekking tussen de medische dienst en klager is verlopen. Deze onduidelijkheden hebben evenwel geen invloed op het oordeel van de beroepscommissie aangezien uit de uitslag van het bloedonderzoek is gebleken dat bij klager sprake was van acceptabele waarden van kalium en magnesium. De medicatie van klager behoefde niet aangepast te worden.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 17 mei 2018

 

                secretaris            voorzitter

 

Naar boven