Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0407/GM, 19 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          18/407/GM

betreft: [klager]                 datum: 19 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 3 januari 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 mei 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad is klager gehoord. Klagers raadsvrouw, mr. L.H. Poortman – de Boer, en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Leeuwarden zijn niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 december 2017, betreft het niet meteen verwijzen van klager naar het ziekenhuis voor het maken van een foto van zijn voet.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Begin oktober 2017 tijdens een voetbalwedstrijd is klagers voet geblesseerd geraakt. In verband met pijnklachten heeft klager zich onmiddellijk tot de medische dienst gewend. De medische dienst zei dat er niets aan de hand was en de enkel waarschijnlijk gekneusd was. Nader onderzoek was niet geïndiceerd. De pijnklachten bleven aanhouden en werden ondraaglijk. Na een maand bleek de voet toch gebroken. Afhankelijk van het herstel, zal eventueel nog een operatie moeten volgen. Klager stelt de inrichting aansprakelijk voor het uitblijven van nader onderzoek in een ziekenhuis. Er had direct een foto gemaakt moeten worden.

Klager heeft meerdere malen het personeel van de medische dienst op de gang aangesproken over de aanhoudende pijn. Telkens werd teruggekomen op het advies de voet te koelen. Ook heeft klager driemaal een sprekersbriefje voor de medische dienst ingediend, klager is echter niet opgeroepen. Klager meent dat de medische dienst te veel de nadruk legt op klagers eigen nonchalante handelen, onder meer verwijzend naar het verwijderen van het gips. De klacht gaat echter over het feit dat klagers voet gebroken was en klager hiermee een maand heeft moeten rondlopen alvorens hij werd ingestuurd naar het ziekenhuis. Klager en andere gedetineerden hoorden tijdens het incident duidelijk een knak. Klager heeft in eerste instantie ook gevraagd een foto te laten maken, maar de medische dienst vond dat niet nodig. Klager heeft niet kunnen voetballen, hij kon wel lopen maar dat deed pijn. Klager meent dat de medische dienst beter naar de patiënt moet luisteren.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is op 4 oktober 2017 gezien door de verpleegkundige en een dag later door de huisarts, die toen dacht dat het om contusie van de rechtervoet ging. Klager kreeg het advies de voet en enkel te koelen. Vervolgens kwam klager pas op 2 november 2017 weer terug op het spreekuur, waarna hij werd verwezen naar de huisarts op 6 november 2017. De huisarts verwees klager naar de EHBO voor een röntgenfoto. Toen bleek sprake van een fractuur van de metatarsale 5 van de rechtervoet. Klager kreeg gips. Daarna is klager meerdere malen op het spreekuur geweest, mede omdat hij meerdere keren zelf het gips had verwijderd. Op 18 december 2017 kreeg hij het advies drie weken rustig aan te doen, maar klager is direct weer begonnen met sporten, terwijl dit niet was afgesproken. Klager is door de huisarts zelf op 21 december 2017 gezien en hem is het advies gegeven echt nog drie weken rustig aan te doen met de voet.

3.         De beoordeling

Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, en de ter zitting van de beroepscommissie door klager gegeven toelichting, is de beroepscommissie het volgende gebleken. Klager is op 4 oktober 2017 gezien door de verpleegkundige nadat hij die dag tijdens het voetballen zijn voet had geblesseerd. Klager is onderzocht en verwezen naar het spreekuur van de inrichtingsarts op 5 oktober 2017. De inrichtingsarts heeft klager onderzocht en dacht aan een contusie (kneuzing) aan de rechtervoet. De arts heeft geadviseerd de voet een paar keer per dag te koelen en normaal te belasten. De volgende melding in het medisch dossier is op 1 en 2 november 2017 nadat klager een sprekersbriefje had ingevuld in verband met aanhoudende pijnklachten. Klager is verwezen naar het spreekuur van de inrichtingsarts op 6 november 2017, die klager heeft ingestuurd naar het ziekenhuis voor het maken van een röntgenfoto. Aldaar bleek dat sprake was een fractuur van de metatarsale 5 (middenvoetsbeentje).

De beroepscommissie is van oordeel dat uit het medisch dossier en de schriftelijke reactie van de inrichtingsarts onvoldoende is gebleken dat na het trauma aan klagers voet deugdelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien, zoals in onderhavige casus, geen duidelijke oorzaak kan worden gevonden, had op dat moment of anders kort daarna klager moeten worden ingestuurd naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto. Klager stelt zelf te hebben getracht door het invullen van sprekersbriefjes en het aanschieten van een verpleegkundige op de afdeling, duidelijk te maken dat hij pijn aan zijn voet bleef houden. Vanuit de medische dienst is naar het oordeel van de beroepscommissie te weinig initiatief genomen. Uit het medische dossier blijkt niet dat klager driemaal een sprekersbriefje heeft ingediend, zoals hij stelt. Pas begin november 2017 wordt melding gemaakt van een sprekersbriefje van klager. De beroepscommissie merkt op dat de inrichtingsarts niet ter zitting is verschenen, teneinde op de stelling van klager te reageren. 

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Voor het door klager geleden ongemak zal hem een tegemoetkoming worden toegekend. De beroepscommissie stelt deze vast op € 100,-

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Leeuwarden toekomende tegemoetkoming op € 100,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 19 juni 2018

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven