Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0638/GM, 19 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer: 18/638/GM

betreft: [klager]                  datum: 19 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 maart 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Klager en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Almelo zijn uitgenodigd ter zitting van de beroepscommissie van 29 mei 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad te worden gehoord. Klager is niet ter zitting verschenen. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 8 februari 2018, betreft de weigering klager arbeidsongeschikt te verklaren.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager is arbeidsongeschikt in verband met zijn verlamde arm. Hij heeft al zeven jaar last van chronische zenuwpijn en kan zich niet te lang op iets focussen, omdat hij dan weer aan de pijn wordt herinnerd. Klager verblijft sinds februari 2017 in detentie en is sindsdien arbeidsongeschikt verklaard. Klager veronderstelde dat na zijn overplaatsing naar de p.i. Almelo hij wederom arbeidsongeschikt zou worden verklaard. De inrichtingsarts meende echter dat klager kan werken, aangezien hij ook zijn eigen kleren kan aantrekken. De inrichtingsarts heeft volgens klager het medisch dossier niet doorgenomen. Klager heeft gezegd dat hij het even zou aankijken. Hij heeft zich de volgende dag klaargemaakt om naar de fabriek te gaan, maar na twee dagen vond klager het heel zwaar worden. Ook de rechterschouder deed nu ontzettend veel pijn. De inrichtingsarts wil dat klager hele dagen blijft werken. Klager meent dat hier een neurochirurg of op z’n minst een arbeidsdeskundige naar moet kijken.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager verbleef op de zeer beperkt beveiligde afdeling van de inrichting, een afdeling met vrijheden waarbij dagbesteding in de vorm van arbeid verplicht is. Als het verrichten van arbeid niet mogelijk is (bij weigering) vindt een terugplaatsing naar een reguliere gevangenis plaats. Bij een justitiabele met een handicap wordt gekeken naar de lichamelijke mogelijkheden. Op de arbeid is sprake van lichte werkzaamheden, waarbij gewerkt kan worden door justitiabelen met een handicap. Daarnaast werken in de inrichting mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en mensen op de sociale werkplaats. De medische dienst heeft geen arbeidsdeskundige functie. De huisarts heeft de rol van behandelaar. Zo nodig worden andere zorgverleners geconsulteerd, zoals bij klager de fysiotherapeut. De fysiotherapeut kent de oefen- en regelmogelijkheden op de arbeid. Klager heeft op cel een terugkoppeling ontvangen van het gesprek tussen de mentor, arbeidsmedewerker en het hoofd zorg. De inrichtingsarts heeft voor het opstellen van een goed behandeladvies de fysiotherapeut geconsulteerd. De fysiotherapeut  heeft samen met het hoofd zorg op de arbeid de zwaarte van de arbeidshandelingen bekeken en daarbij gesproken met de werkmeesters. De bevindingen van de fysiotherapeut zijn opgenomen in een individueel begeleidingsadvies. Klager heeft hierover een terugkoppeling van het hoofd zorg en de inrichtingsarts ontvangen. Hierna is klager nogmaals door de inrichtingsarts en het hoofd zorg benaderd met informatie over de inzet van fysiotherapie. Deze actie kwam niet van klager zelf, zoals hij heeft beweerd. Klager is geadviseerd in overleg met de werkmeester invulling te geven aan de dagelijkse werkzaamheden. Een afspraak bij de fysiotherapeut kon niet doorgaan in verband met de overplaatsing van klager. De klacht van klager is doorgezet naar de medisch adviseur. Het staat klager vrij de route van het medisch tuchtrecht te bewandelen.

Klager is door de zorgverleners van de medische dienst veelvuldig gezien, gehoord en begeleid. Steeds was hierbij het doel het stimuleren van de zelfredzaamheid van klager. Er is alles gedaan om deelname van klager aan de dagbesteding in de vorm van arbeid aan te moedigen en in te richten. Zijn lichamelijke situaties stonden  dit toe. Met alle relevante partijen is hierover gecommuniceerd. De behandelbesluiten zijn gemotiveerd en vastgelegd in het patiëntendossier. Steeds is er gekeken naar de mogelijkheden om een daginvulling voor klager mogelijk te maken, ondanks zijn beperking.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat de arbeid in een p.i. een ander karakter en een andere functie heeft dan arbeid in de vrije maatschappij. Arbeid tijdens detentie dient (mede) om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in een inrichting kunnen worden verricht zal de inrichtingsarts een zelfstandige afweging moeten maken of klager arbeidsgeschikt is.

De beroepscommissie heeft in het medisch dossier niet kunnen achterhalen in verband met welke beperkingen, anders dan een verlamde arm, klager meent niet te kunnen deelnemen aan de arbeid. Uit de toelichting van de inrichtingsarts en het medisch dossier blijkt dat de inrichtingsarts voldoende heeft ondernomen om te kijken welke werkzaamheden klager wel zou kunnen verrichten. De enkele omstandigheid dat klager eerder wel arbeidsongeschikt is verklaard, betekent niet dat de inrichtingsarts deze conclusie dient te volgen.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 19 juni 2018

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven