Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/0671/GM, 19 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:          18/671/GM

betreft: [klager]                       datum: 19 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 7 febuari 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 mei 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 31 december 2017, betreft onduidelijkheid over een antibioticumkuur en de verleende medische zorg.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager heeft een antibioticumkuur gehad van zeven dagen (driemaal daags één tablet). Hij heeft echter 26 tabletten gekregen. Klager kreeg geen uitleg over de antibioticumkuur, er was veel onduidelijk. Klager had kaakontsteking en is niet geholpen door de medische dienst. Hij kon niet eten en kreeg geen aangepaste voeding.

Klager heeft de kuur langer gebruikt dan was voorgeschreven. Klager meent dat hij aan zijn lot is overgelaten. De medicatie is niet juist, namelijk in onjuiste hoeveelheden, toegepast. De medicatieverstrekking verliep chaotisch. Bij de medicijnen bevond zich geen bijsluiter. Klager werd misselijk en had diarree. Pas na behandeling van de klachten door de kaakchirurg zijn de klachten overgegaan. Klager kreeg de medicatie per dag uitgereikt. Het bleken 26 tabletten te zijn. De medische dienst zei dat het er 21 (7x3) hadden moeten zijn.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager had een antibioticumkuur in verband met een kaakontsteking. Klager zou de kuur hebben gekregen zonder enige uitleg en zonder enige controle door een arts of verpleegkundige. Aan klager is een kuur voor zeven dagen (3d1t) voorgeschreven, echter hij heeft 23 zakjes ontvangen. Klager heeft gezegd dat de kuur is verlengd zonder bij de huisarts te zijn geweest. In het ziekenhuis is een verkeerde handeling uitgevoerd, waardoor klager terug moest komen. Het gesprek met klager verliep rustig. Bemiddeling was niet mogelijk, omdat klager een rapport aangezegd heeft gekregen van de medische dienst.

3.         De beoordeling

Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier van klager, en de door klager ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting, is de beroepscommissie gebleken dat klager in verband met een ontsteking in zijn mond op 31 december 2017 een antibioticumkuur is voorgeschreven van driemaal daags 1 tablet Augmentin (amoxicilline/clavulaanzuur) voor de duur van zeven dagen.

Uit de toelichting van klager wordt echter duidelijk dat hem niet maximaal 21 tabletten, maar 26 tabletten zijn verstrekt. De beroepscommissie deelt klagers opvatting dat de kuur langer heeft geduurd dan aanvankelijk de bedoeling was. De beroepscommissie stelt echter tevens vast dat de langere duur van de kuur niet tot gezondheidsschade heeft geleid. Hoewel de communicatie beter had gekund, maakt dat niet dat het handelen van de inrichtingsarts als onzorgvuldig moet worden beoordeeld.  Op grond van het medisch dossier komt de beroepscommissie tot de conclusie dat klager de juiste medische zorg heeft gekregen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 19 juni 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven