Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/1067/SGA, 7 juni 2018, schorsing
Uitspraakdatum:07-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : 18/1067/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 7 juni 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 1 juni 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 1 juni 2018 om 10.30 uur en eindigend op 8 juni 2018 om 10.30 uur, wegens het aantreffen van een mobiele telefoon bij verzoeker op cel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 5 juni 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 juni 2018.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat bij een celinspectie in de meerpersoonscel van verzoeker en zijn celgenoot een mobiele telefoon is aangetroffen. De mobiele telefoon was verstopt in een pak havermout. Verzoeker stelt dat hij niet wist van de aanwezigheid van de mobiele telefoon. Hij heeft weinig contact met zijn celgenoot, aldus verzoeker.

De directeur heeft aangevoerd dat hij het onwaarschijnlijk acht dat verzoeker geen weet had van de aanwezigheid van de mobiele telefoon in de meerpersoonscel.

De voorzitter, voorlopig oordelend, overweegt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker daadwerkelijk op de hoogte is geweest van de aanwezigheid van de mobiele telefoon op de meerpersoonscel nu de mobiele telefoon verstopt was in een pak havermout. Door de directeur is niet betwist, zoals door verzoeker is gesteld, dat de celgenoot heeft erkend dat de mobiele telefoon zijn eigendom was en heeft gesteld dat verzoeker niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de telefoon. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de opgelegde straf dan ook onredelijk.

Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 7 juni 2018.

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven