Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 18/1096/SGA, 13 juni 2018, schorsing
Uitspraakdatum:13-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          : 18/1096/SGA

Betreft : [verzoeker]    datum: 13 juni 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van,

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van

8 juni 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 8 juni 2018 om 14.00 uur en eindigend op 16 juni 2018 om 14.00 uur, wegens het toepassen van geweld tegen een medegedetineerde.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 11 juni 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 12 juni 2018.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat aan verzoeker een disciplinaire straf is opgelegd wegens betrokkenheid bij een vechtpartij met een medegedetineerde en het hierdoor verstoren van de orde, rust en de veiligheid binnen de inrichting. Het personeel heeft verzoeker en de medegedetineerde uit elkaar gehaald. Verzoeker stelt dat hij werd aangevallen door de medegedetineerde. Tijdens het horen door de directeur heeft verzoeker dreigende taal geuit in de richting van de betreffende medegedetineerde. Verzoeker stelt dat zijn woorden zijn verdraaid door de directeur.

Het toepassen van geweld tegen een medegedetineerde is strafwaardig en daarvoor mocht de directeur een disciplinaire straf opleggen.

Voorts blijkt dat de directeur inmiddels heeft besloten dat verzoeker sinds 12 juni 2018 het restant van de straf kan ondergaan in de eigen cel, zonder televisie.

Ingevolge de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 kan voor het toepassen van geweld tegen een medegedetineerde een disciplinaire straf van maximaal zeven dagen opsluiting in eigen cel of in een strafcel worden opgelegd. De directeur is daarvan in een voor verzoeker ongunstige zin afgeweken door hem een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een strafcel op te leggen. De directeur mag weliswaar in een voor de gedetineerde ongunstige zin van de Sanctiekaart afwijken, maar dit dient hij dan wel te motiveren.

De voorzitter stelt vast dat deze motivering in de beslissing en in de nadere toelichting ontbreekt.

Zodoende zijn termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

2.    De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met ingang van 15 juni 2018 om 14.00 uur tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 13 juni 2018.

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven