Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1025/GA, 10 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1025/GA

betreft: [klager] datum: 10 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 23 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Serrarens, advocate te Maastricht, namens

[...], verder te noemen klager,
en van een op 23 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 april 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwe om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft – zo verstaat de beroepscommissie – :
a. de verwijdering van processtukken uit de verblijfsruimte; en
b. een technische gebrek in de verblijfsruimte (airconditioning).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt door mr. J Serrarens in beroep als volgt toegelicht.
Op 5 januari 2003 is opnieuw een deel van klagers processtukken uit zijn cel verwijderd. De beroepscommissie heeft in een soortgelijk beklag het beroep van klager gegrond verklaard. Om die reden dient ook dit beroep gegrond teworden verklaard.
Het klaagschrift heeft voorts betrekking op de omstandigheid dat op 5 januari 2003 uit de airconditioningsinstallatie in klagers cel een wit poeder kwam. Klager werd misselijk van dat poeder. Hij heeft dit probleem meermalen aan deorde gesteld op de afdeling maar er werd geen actie ondernomen. De directeur had, gelet op klagers ziekteverschijnselen, passende maatregelen moeten treffen. Zo had de airconditioningsinstallatie in klagers cel gerepareerd moetenworden en had klager kunnen worden verplaatst naar een betere cel.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft het beklag onder a verstaan als een klacht omtrent de situatie waarin hij verkeert en hem niet-ontvankelijk verklaard in dat onderdeel van het beklag. Nu klager zich evenwel beklaagt over een feitelijkvoorval, te weten het verwijderen van processtukken uit zijn cel, had die klacht inhoudelijk moeten worden beoordeeld. Om die reden kan de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre niet in stand blijven en dient klager alsnogontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.
In haar uitspraak d.d. 16 september 2003 met kenmerk 03/184/GA e.v. heeft de beroepscommissie beslist over een klacht met betrekking tot de verwijdering van processtukken uit klagers cel (op een andere datum). In die uitspraak heeftde beroepscommissie overwogen dat zij het niet redelijk acht dat klager niet op zijn cel de beschikking kan hebben over de processtukken. Zij heeft het beklag alsnog gegrond verklaard en de directeur opgedragen een nieuwe beslissingte nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.
De thans onderhavige klacht is soortgelijk. Gelet daarop acht de beroepscommissie de onderhavige beslissing van de directeur – bij afweging van alle betrokken belangen – eveneens niet redelijk en billijk. Het beklag moet daaromalsnog gegrond worden verklaard.
Nu de beroepscommissie in haar eerdere uitspraak d.d. 16 september 2003 de directeur heeft opgedragen een nieuwe beslissing te nemen – die feitelijk tot gevolg heeft dat ook de gevolgen van de onderhavige beslissing ongedaan wordengemaakt – acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor de toekenning van een tegemoetkoming.

De onder b opgenomen klacht heeft betrekking op een technisch gebrek aan/in klagers verblijfsruimte dan wel het niet (tijdig) zorg dragen voor herstel van dat gebrek, op een door klager in het klaagschrift genoemde datum. Om diereden kan niet worden gezegd dat de beklagcommissie reeds eerder een beslissing heeft genomen op deze specifieke klacht. Op zich zou dit een reden kunnen opleveren om de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van dit onderdeelvan het beklag eveneens te vernietigen. Nu deze klacht naar het oordeel van de beroepscommissie evenwel niet ziet op een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 van de Pbw, zou klager om die reden niet-ontvankelijkmoeten worden verklaard. Gelet daarop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre, met wijziging van de gronden, bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dat beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager terzake geen tegemoetkoming toekomt.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met wijziging van de gronden.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven