Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4313/GA, 28 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/4313/GA

betreft: [verzoeker]      datum: 28 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 23 oktober 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Complex Zaanstad, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel,

ingaand op 28 juni 2017 om 17.00 uur en eindigend op 2 juli 2017 om 17.00 uur,

wegens betrokkenheid bij een geweldsincident op 28 juni 2017 (JH-2017-679).

De beklagrechter heeft het beklag op formele grond gegrond verklaard en ter zake een tegemoetkoming van € 10,00 toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij heeft vijf dagen onterecht in een strafcel heeft gezeten. De toegekende tegemoetkoming is te gering.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De disciplinaire straf heeft slechts vier dagen geduurd, zoals klager ook in zijn klaagschrift heeft vermeld. De toegekende tegemoetkoming is passend.

3.         De beoordeling

De beklagrechter heeft de gegrondverklaring van het beklag uitsluitend gebaseerd op de vaststelling dat bij de oplegging van de disciplinaire straf de door artikel 58, eerste lid, van de Pbw geëiste dagtekening ontbreekt. De door de beklagrechter als ten overvloede vermelde overweging, dat onvoldoende is vast komen te staan dat klager verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begane feit en dat hem dan ook geen straf had mogen worden opgelegd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie hier echter niet gelden als een overweging ten overvloede, omdat deze niet slechts een gegrondverklaring op formele grond, maar ook een inhoudelijke gegrondverklaring van het beklag impliceert.

De beroepscommissie zal derhalve klagers beroep op dit punt gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter in zoverre vernietigen en het beklag ook inhoudelijk gegrond verklaren.

Ten aanzien van de gegrondverklaring op formele grond aan klager toegekende tegemoetkoming, kan de beroepscommissie zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming.

Voor zover het gaat om het onterechte verblijf in een strafcel gedurende vier dagen, zoals door klager in beklag is aangegeven en hetgeen ook uit de stukken blijkt, overweegt de beroepscommissie dat zij ter zake een tegemoetkoming van € 40,= op zijn plaats acht.

4.         De uitspraak

Ten aanzien van de op formele grond toegekende tegemoetkoming verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt zij in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag inhoudelijk alsnog gegrond. Zij kent klager ter zake een tegemoetkoming toe van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 28 juni 2018.

 

 

 

           

 

               secretaris      voorzitter

 

Naar boven