Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4256/TA, 14 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

nummer:           17/4256/TA

 

betreft: [klager] datum: 14 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 5 december 2017 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr.A.L. Louwerse om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de wijze van afnemen van een urinecontrole op 18 juni 2017 (RV2017/305, later genummerd, dRW 17/159) en het  opleggen van een zorg op maat programma (RV2017/501, later genummerd, dRW 17/159).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag betreffende het zorg op maat programma en het beklag voor het overige ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Daar het zorg op maat programma een behoorlijke beperking met zich meebrengt, dient klager in zijn klacht daarover te worden ontvangen.

De bestreden beslissingen zijn onredelijk en onbillijk. Klager heeft de urinecontrole niet geweigerd. Klager is niet juist ingelicht over de afname van de urinecontrole tijdens het aangepaste programma. Het had op de weg gelegen klager in dit geval op zijn kamer te laten verblijven dan wel de urinecontrole een dag later te laten uitvoeren.  

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Verwezen wordt naar het verweerschrift van 30 oktober 2017 en de uitspraak van de beklagcommissie.

3.         De beoordeling

Uit de stukken komt naar voren dat klager meent dat hij niet heeft geweigerd mee te werken aan urinecontrole op 18 juni 2017, omdat hij in de gelegenheid gesteld had moeten worden om op zijn eigen kamer in plaats van de afzonderingskamer alsnog  urine te produceren nadat hij bij de urinecontrole niet in staat was te urineren.

Ingevolge artikel 7, derde lid, Regeling urineonderzoek verpleegden in verbinding met artikel 6, tweede lid, Protocol urineonderzoek (bijlage 7 bij de huisregels) wordt de verpleegde, die bij urinecontrole niet direct in staat is te urineren, daartoe gedurende vier uren alsnog in de gelegenheid gesteld in een ruimte waarin geen mogelijkheden zijn om de resultaten van het onderzoek te beïnvloeden. Naar het hoofd van de inrichting onweersproken heeft verklaard heeft klager in zijn kamer de mogelijkheid om het resultaat van de urinecontrole te beïnvloeden. Om die reden kan klager niet worden gevolgd in zijn in beklag en beroep ingenomen standpunt dat hij diezelfde dag op zijn eigen kamer of, zoals hij in beroep heeft aangevoerd, een dag later in de gelegenheid gesteld had moeten worden alsnog urine te produceren. In redelijkheid mocht het hoofd van de inrichting er daarom van uitgaan dat klager heeft geweigerd mee te werken aan de urinecontrole na zijn weigering plaats te nemen in de afzonderingskamer.

Vanwege die weigering is klager een  zorg op maat programma opgelegd. Zoals bij RSJ 17 april 2014, 13/3485/TA is overwogen, is de beslissing daartoe niet aan te merken als een voor beklag vatbare beperking van de bewegingsvrijheid binnen de inrichting.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 juni 2018.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven