Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4199/GA, 19 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/4199/GA

betreft: [klager]           datum: 19 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van het Detentiecentrum Rotterdam, gericht tegen een uitspraak van 4 december 2017 van de beklagcommissie bij het Detentiecentrum Rotterdam, gegeven op een klacht van[…], verder te noemen klager, betreffende het boeien van klager tijdens het transport naar en het daaropvolgende verblijf in het ziekenhuis (DC-2017-000213), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft klager, alsmede zijn raadsman mr. J.T.C.M. Crepin, in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De beoordeling

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

Vaststaat dat het ziekenhuistransport op 26 juli 2017 heeft plaatsgevonden en dat klager eerst op 7 augustus 2017 een klaagschrift heeft ingediend, gericht tegen de beslissing hem tijdens het transport naar en het daaropvolgende verblijf in het ziekenhuis te boeien. Het klaagschrift is derhalve niet binnen voornoemde termijn ingediend.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat gedetineerden worden gewezen op de mogelijkheid beklag of beroep in te dienen dan wel te verzoeken de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur te schorsen. Onder meer tijdens het zogenoemde intakeproces wordt hieraan aandacht besteed. Voorts worden voornoemde mogelijkheden in hoofdstuk 10 en 11 van de huisregels van het Detentiecentrum Rotterdam genoemd.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet aannemelijk geworden dat klager niet op de hoogte zou zijn geweest van zijn recht om ten aanzien van bovengenoemd voorval beklag in te dienen. Nog daargelaten het feit dat dit – zonder nadere onderbouwing – de termijnoverschrijding niet kan rechtvaardigen, is ook niet gebleken van andere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard.

2.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 19 juni 2018

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven