Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4196/GV, 29 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:29-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/4196/GV

betreft: […]      datum: 29 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 december 2017 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.G.M. Dassen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zijn positieve advies op basis van dezelfde informatie gewijzigd in een negatief advies. Klager heeft het hoger beroep in zijn strafzaak ingetrokken om in aanmerking te komen voor verlof. Er is geen sprake van vluchtgevaar. De politie en de reclassering hebben positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres. Klager is een Unieburger, geregistreerd en werkzaam in Nederland en heeft hier ook zijn rijbewijs gehaald. Hij leert de Nederlandse taal en wil integreren in de Nederlandse samenleving. De politie heeft tijdens het opsporingsonderzoek vluchtgevaar niet aangevoerd als grond voor de voorlopige hechtenis. Klager heeft aangeboden zijn (Ierse) paspoort achter te laten in de inrichting en met zijn Nederlandse rijbewijs de inrichting te verlaten gedurende het verlof. Door klager niet te behandelen als Nederlandse burger is sprake van discriminatie. De reclassering heeft op alle onderdelen positief geadviseerd, mede op basis van contact met klagers psycholoog. Klager beschikt niet over alle stukken, waaronder het positieve advies van het OM en de reden waarom dit is gewijzigd. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing genomen voordat klagers casemanager heeft geantwoord op vragen die haar door de selectiefunctionaris waren gesteld. De einddatum van klagers detentie nadert.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft het hoger beroep in zijn strafzaak pas na de bestreden beslissing ingetrokken. Hij heeft zijn (Ierse) paspoort ook pas na de bestreden beslissing ontvangen. Het aanvankelijk positieve advies van het OM van

1 december 2017 is binnen enkele minuten gewijzigd in een negatief advies. De inschatting van klagers recidiverisico als laag is onder voorbehoud, omdat de reclassering niet beschikt over informatie over klagers eventuele politie- en justitiecontacten in Ierland. Klager verblijft sinds september 2016 in Nederland en heeft het delict begaan in december 2016. Klager heeft niet feitelijk onderbouwd waarom sprake zou zijn van discriminatie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft zich kunnen aanpassen aan het dagelijkse leven in de inrichting en is vriendelijk en correct. Hij leert Nederlands en verblijft in het plusprogramma.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem-Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat het vermoeden bestaat dat klager zich aan zijn detentie zal onttrekken. Klager verbleef nog maar kort in Nederland en kan gemakkelijk terug naar Ierland. Hij moet nog een lange straf uitzitten. Het achterlaten van zijn Ierse paspoort in de inrichting is onvoldoende om het vluchtgevaar te ondervangen. Het verlofadres is te vaag en onbestemd.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat aan klager en zijn raadsman in het kader van de beroepsprocedure alle stukken zijn toegezonden.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 27 juli 2018.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

Uit de bestreden beslissing blijkt dat klagers verlofaanvraag is afgewezen vanwege een ernstig vermoeden dat hij zich aan detentie zou onttrekken. Dit vermoeden komt naar voren in het advies van het OM, waaraan de Minister veel gewicht heeft toegekend omdat het hoger beroep in klagers strafzaak nog aanhangig was. Nog afgezien van de omstandigheid dat hiervan thans geen sprake meer is, is de beroepscommissie van oordeel dat van vluchtgevaar onvoldoende is gebleken. Zij overweegt daartoe als volgt.

Weliswaar heeft klager de Ierse nationaliteit en een Iers paspoort, maar dit is niet zonder meer redengevend om vluchtgevaar aan te nemen. Uit enkele door klager overgelegde stukken blijkt juist dat hij zich voorbereid op een terugkeer in de Nederlandse maatschappij. Daarnaast volgt uit klagers registratiekaart dat hij beschikt over een woon- of verblijfsplaats in Nederland alsook over een door de politie goedgekeurd verlofadres. Hierbij komt nog dat niet is onderbouwd dat een eventueel vluchtgevaar niet zou kunnen worden ondervangen, bijvoorbeeld – zoals door klager zelf is voorgesteld – door afgifte van zijn paspoort gedurende het verlof. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu klager – blijkens zijn registratiekaart – inmiddels deelneemt aan een penitentiair programma (p.p.), zal de beroepscommissie de Minister niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen. Zij ziet aanleiding in plaats daarvan aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, waarvan zij de hoogte zal bepalen op € 50,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 29 mei 2018.

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven