Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4170/GB, 6 augustus 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         17/4170/GB

Betreft:            [klager]            datum: 6 augustus 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen het weigeren van het nemen van een beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft geen beslissing genomen op klagers verzoek tot plaatsing in een zogenaamd stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.)).

2.         De feiten

Klager was sinds 30 april 2017 gedetineerd. Klager verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. Op 20 april 2018 is klager in vrijheid gesteld.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Op 11 oktober 2017 heeft klagers raadsvrouw een verzoek tot plaatsing in een zogenaamd stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.)) ingediend bij de selectiefunctionaris. Hiervan heeft de raadsvrouw een ontvangstbevestiging ontvangen, d.d. 11 oktober 2017. Tevens heeft de raadsvrouw het verzoek naar de p.i. Vught gestuurd. Op 12 december 2017 heeft zij een beroepschrift ingediend tegen het uitblijven van een beslissing van de selectiefunctionaris op het verzoek van klager. De raadsvrouw stelt dat de termijn, genoemd in artikel 17, vierde lid, van de Pbw, is overschreden. Voor klager is het onbegrijpelijk waarom hij geen beslissing van de selectiefunctionaris heeft ontvangen op zijn verzoek. Klager heeft de uitdrukkelijke wens te starten met zijn detentiefasering. Hij vertoont goed gedrag binnen de p.i. en hij wenst zijn moeder te kunnen ondersteunen die ernstig ziek is. Klager heeft een verlofadres, namelijk bij zijn moeder. Klager verzoekt een financiële tegemoetkoming.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Op 12 oktober 2017 heeft de p.i. Grave een selectieadvies opgesteld waaruit blijkt dat klager in aanmerking komt voor plaatsing in een reguliere gevangenisafdeling met een regime van beperkte gemeenschap. Op 18 oktober 2017 is het besluit genomen klager te plaatsen in de p.i. Vught. Hiertegen is geen bezwaarschrift ingediend.

Het verzoek tot detentiefasering, d.d. 11 oktober 2017, is doorgestuurd naar de p.i. Grave, waar klager op dat moment verbleef. Op 30 oktober 2017 heeft de raadsvrouw het verzoek naar de p.i. Vught verstuurd. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de p.i. Vught op 30 oktober 2018 op de hoogte is gesteld van het verzoek tot detentiefasering. De selectiefunctionaris dient, op voorstel van de directeur van de p.i., een beslissing te nemen. Zolang de selectiefunctionaris geen voorstel heeft ontvangen, zal een beslissing uitblijven. Ten aanzien van het ingediende beroepschrift is de selectiefunctionaris van oordeel dat het uitblijven van de indiening van een selectievoorstel beklagwaardig is en door de beklagcommissie behandeld dient te worden. Voorts merkt de selectiefunctionaris op dat het redelijk was geweest, als de raadsvrouw had gerappelleerd bij de selectiefunctionaris, alvorens een beroepschrift in te dienen.

4.         De beoordeling

4.1.      Hoewel klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk behandelen, nu namens klager is verzocht om een financiële tegemoetkoming.

4.2.      De selectiefunctionaris heeft bij beslissing van 18 oktober 2017 beslist tot plaatsing van klager in de gevangenis van de p.i. Vught. Dit betreft evenwel geen beslissing op klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. gevolgd door deelname aan een p.p.

Nu de selectiefunctionaris geen beslissing heeft genomen op het door klager ingediende verzoek, is klager in zijn beroep ontvankelijk.

4.3.      Ingevolge artikel 72, eerste lid jo. artikel 18, eerste lid van de Pbw heeft een gedetineerde het recht een beroepschrift in te dienen tegen de afwijzing van zijn verzoek tot overplaatsing. In artikel 72, eerste lid, van de Pbw wordt een weigering tot het nemen van een beslissing te nemen hieraan gelijkgesteld.

4.4.      Op grond van het bepaalde in artikel 18, derde lid, van de Pbw dient de selectiefunctionaris binnen zes weken een beslissing te nemen op het ingediende verzoek. Dit is niet gebeurd. Dat er geen selectieadvies was, doet hieraan niet af. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

4.5.      Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld, kan de selectiefunctionaris niet meer worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers verzoek. De beroepscommissie zal in het kader van de gevraagde tegemoetkoming daarom beoordelen of aanleiding bestaat deze toe te kennen.

4.6.      Hoewel het wenselijk is dat de selectiefunctionaris zo spoedig mogelijk op een verzoek beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door de selectiefunctionaris. Hierbij komt nog dat uit het dossier blijkt dat een afwijzing van klagers verzoek in de rede had gelegen. Daartoe overweegt de beroepscommissie als volgt.

4.7.      Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd. Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden. Bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen speelt de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving, een belangrijke rol. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), en of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. (Stcrt. 2000, nr. 176).

4.8.      Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen voor oplichting.

Klager heeft gedurende zijn detentie twee keer verlof gehad in verband met de medische situatie van zijn moeder. Na het tweede verlof, van 4 augustus 2017 tot en met 21 augustus 2017, is klager niet teruggekeerd naar de p.i. Grave. Op 20 september 2017 is hij aangehouden en opnieuw in detentie geplaatst. Klager vormde dus geen te verwaarlozen vluchtrisico. Nu klager geen nadeel heeft ondervonden van het uitblijven van een beslissing, ziet de beroepscommissie geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 6 augustus 2018.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven