Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4130/GA, 11 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/4130/GA

betreft: [klager]            datum: 11 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.J. van Galen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 27 november 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 april 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. S.J. van Galen, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

    

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft

a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen (G-2017-383) en
b. de afwijzing van klagers verzoek tot algemeen verlof (G-2017-391).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De directeur heeft zich enkel laten leiden door vermoedens die nooit hard zijn gemaakt, waar nooit vervolg aan is gegeven en waar klager nooit een weerwoord op heeft kunnen geven. De afzonderingsperiode is opgelegd teneinde onderzoek te kunnen verrichten; dit heeft echter nooit plaatsgevonden. Voor zover de directeur stelt dat het onderzoek heeft plaatsgevonden tot 16 augustus 2017, heeft klager daarna op onjuiste titel in afzondering verbleven tot zijn overplaatsing op 21 augustus 2017 naar de p.i. Vught. Klager voelt zich wel degelijk gestraft door oplegging van de ordemaatregel, nu dit serieuze gevolgen heeft gehad voor zijn detentiefasering. De directeur is te lichtzinnig tot beide beslissingen gekomen terwijl achteraf onvoldoende is aangetoond dat sprake is geweest van het plegen van strafbare feiten door klager. Meer subsidiair had de ordemaatregel op eigen cel ten uitvoer moeten worden gelegd. Ten aanzien van de afwijzing van het algemeen verlof is onvoldoende onderbouwd dat sprake is van onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De ordemaatregel is opgelegd om onderzoek te kunnen verrichten naar de signalen die zijn ontvangen van medegedetineerden dat klager samen met medegedetineerden andere medegedetineerden zou hebben bedreigd, afgeperst en mishandeld. De verklaringen van de medegedetineerden waren helder en er is letsel geconstateerd bij één van de gedetineerden die verklaarde door klager te zijn mishandeld. Omdat er geen harde bewijzen waren, is niet gekozen voor de oplegging van een disciplinaire straf. Omdat er angst bestond voor represailles is ervoor gekozen de selectiefunctionaris te verzoeken om overplaatsing, in het belang van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. De inrichting heeft geen aangifte gedaan tegen klager, wel hebben medegedetineerden aangifte gedaan. Het onderzoek is afgerond op 16 augustus 2017 en de ordemaatregel heeft geduurd tot klagers overplaatsing op 21 augustus 2017. Aan klager is mondeling medegedeeld dat hij tot de feitelijke overplaatsing in de afzondering zou blijven. Vanwege het voorgaande bestond geen vertrouwen in een positief verloop van het verlof.

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt.

Vast is komen te staan dat gedurende de aan klager opgelegde ordemaatregel onderzoek is verricht. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden tussen 14 augustus 2017 en 16 augustus 2017. Afzondering in de afzonderingscel teneinde  onderzoek te kunnen verrichten kan niet onredelijk worden genoemd. In afwachting van klagers overplaatsing naar een andere inrichting heeft hij tussen 17 en 21 augustus 2017 in een afzonderingscel verbleven. De titel van de afzondering is derhalve in de tussentijd gewijzigd, zonder dat een nieuwe beschikking is opgemaakt. Bovendien is niet onderbouwd welke omstandigheden tot een verblijf van klager in een afzonderingscel noopten in de periode van 17 augustus 2017 tot zijn overplaatsing op 21 augustus 2017. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat klager vanaf 17 augustus 2017 op onjuiste gronden in een afzonderingscel heeft verbleven. In zoverre wordt het beroep daarom gegrond verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigd en het beklag alsnog gegrond verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en stelt deze vast op € 50,=.

Het beklag onder b. richt zich tegen de afwijzing van het verzoek tot algemeen verlof, wegens gebleken onbetrouwbaarheid in het nakomen van afspraken. De beslissing is genomen omdat klager in vereniging andere gedetineerden zou hebben afgeperst, mishandeld en bedreigd. Derhalve had de directeur onvoldoende vertrouwen in een goede afloop van het verlof. De directeur heeft echter ter zitting erkend dat niet is komen vast te staan of aannemelijk is geworden dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan voornoemde feiten. In de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot algemeen verlof is echter als feit vermeld dat klager met twee medegedetineerden andere gedetineerden heeft afgeperst, mishandeld en bedreigd. De beroepscommissie is gelet op deze formulering van oordeel dat de onderbouwing die aan de bestreden beslissing ten grondslag is gelegd, de beslissing niet kan dragen en verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond. De beroepscommissie acht, gelet op de destijds bestaande verdenking, geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond voor zover dit de afzondering tot 17 augustus 2017 betreft en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, maar verklaart het beroep gegrond voor zover dat ziet op de afzondering vanaf 17 augustus 2017, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager ter zake geen tegemoetkoming toekomt.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.A.G. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Smeijers, secretaris, op 11 juni 2018.

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven