Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4088/GA, 4 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/4088/GA

 

betreft: [Klager]           datum: 4 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van detentiecentrum Rotterdam, gericht tegen een uitspraak van 28 november 2017 van de beklagcommissie bij voormeld detentiecentrum, gegeven op een klacht van [Klager], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 april 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij eerdergenoemd detentiecentrum. Klager is niet voor de zitting opgeroepen, nu er van hem geen bekende woon- of verblijfplaats bekend is.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – het feit dat klager zonder opgaaf van reden op 14 september 2017 van 7:00 tot 10:00 uur werd opgesloten in zijn eigen verblijfsruimte (DC-2017-000251).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie doet een uitspraak op basis van aannames en overweegt dat het recht op waarborging van de veiligheid binnen de inrichting door de directeur is geschonden. Het is onduidelijk op welke feiten en omstandigheden de beklagcommissie haar oordeel op baseert. De beklagcommissie heeft aangenomen dat er naar hetzelfde aardappelschilmesje werd gezocht, maar dat is niet het geval. Op iedere afdeling hangen aardappelschilmesjes. Op 8 september was er een aardappelschilmesje op afdeling E zoek, en op 14 september eentje op afdeling F. De twee afdelingen grenzen aan elkaar met één wacht ertussen. Elke afdeling heeft een eigen team en elk team helpt elkaar bij het zoeken van, in dit geval, het aardappelschilmesje. Als er op de ene afdeling wordt gezocht, dan gaat de andere afdeling dicht. Dit is ook aangevoerd bij de beklagcommissie, maar toen is er niet op gereageerd.

Klager is niet tekortgedaan in zijn dagprogramma. Er worden 88 uur gemeenschappelijke activiteiten aangeboden in plaats van de 43 uur zoals de Pbw vereist. Klager is niet uitgesloten van zijn activiteiten. Klager mag de hele dag naar sport, naar de bieb en de hele dag luchten.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie de navolgende feiten en omstandigheden vast. Bij het detentiecentrum waren destijds een aantal  incidenten waarbij door gedetineerden aardappelschilmesjes werden achtergehouden op verschillende momenten en op diverse afdelingen. Daarnaast waren er veel incidenten op het gebied van automutilatie, was er sprake van een suïcidepoging en werd er gedreigd naar het personeel en medegedetineerden. Op 8 september 2017, aan het eind van het dagprogramma, ontbrak er op afdeling E een schilmesje. Om die reden werd in de avond iedereen ingesloten en vonden celinspecties plaats. Op 14 september 2017 ontbrak er wederom een aardappelschilmesje en ook toen hebben er celinspecties plaatsgehad.

Vorenstaande in aanmerking genomen oordeelt de beroepscommissie als volgt. Gelet op het bepaalde in artikel 34 van de Pbw en de aanleiding voor de celinspectie heeft de directeur in dit geval in redelijkheid kunnen beslissen om over te gaan tot het uitvoeren van een celinspectie. Genoegzaam is gebleken dat klager is ingesloten in het kader van de celinspectie en dat de directeur bevoegd was de verblijfsruimte van klager te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn. Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen, werd op 9 en op 14 september niet tweemaal naar hetzelfde aardappelschilmesje gezocht.

Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, J.G.A. van den Brand en U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van

mr. A. de Groot, secretaris, op 4 juni 2018.

 

              

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven