Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4015/TB, 15 mei 2018, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           17/4015/TB

betreft: [klager]            datum: 15 mei 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 28 november 2017 van de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Minister, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens de Minister […], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Als toehoorders waren aanwezig mr. M.J.H. van den Hombergh, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, leden van de Raad, en […], werkzaam bij DJI.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 17 april 1997 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 29 november 2000 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen en bij beslissing van 27 februari 2013 overgeplaatst naar FPC Veldzicht te Balkbrug. Bij beslissing van 4 februari 2015 is hij geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught. Bij uitspraak RSJ 26 juni 2015, 15/316/TB, is klagers beroep tegen de plaatsing in de longstayvoorziening ongegrond verklaard. Op 11 augustus 2017 en 26 augustus 2017 zijn pro justitia rapportages uitgebracht die inhielden dat de voortzetting in een longstayvoorziening geïndiceerd werd geacht.

Het hoofd van de Pompestichting heeft op 19 april 2017 aangegeven geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd om klagers verblijf in de longstayvoorziening te continueren en in een brief van 4 september 2017 aangegeven het eens te zijn met de bovenvermelde pro justitia rapportages. Vervolgens is klager op 23 oktober 2017 door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) gezien en is op die datum door de LAP geconcludeerd dat het recidiverisico onverminderd hoog is en dat heropname van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. De Minister heeft op 28 november 2017 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten. 

3.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De bestreden beslissing is genomen op basis van onvolledige stukken. De pro justitia rapportages van de psychiater Of. en de psycholoog Ou. die zijn uitgebracht op verzoek van klagers raadsman zijn door de MD-rapporteurs K. en Van A. niet meegewogen, terwijl zij wel van het bestaan af wisten. Hun onderzoek was derhalve niet volledig. Ou. en Of. waren geen voorstander van longstay en hebben vorig jaar opheffing van de longstaystatus bepleit en een lager recidiverisico vastgesteld. Het is juist dat de pro justitia rapportages van Of. en Ou. niet zijn overgelegd door de raadsman aan K. en Van A. Allereerst behoort dat niet tot het takenpakket van de raadsman en bovendien wisten zij dat de rapportages bestonden en hadden zelf op zoek moeten gaan. De rapportages maakten deel uit van het dossier van de rechtbank. Tegen Van A. is een klacht ingediend bij het tuchtcollege. Er is nog geen uitspraak gedaan. Overwogen wordt om een tuchtrechtelijke klacht in te dienen tegen K..  G. en Van P. hebben dezelfde diagnose gegeven als psycholoog Ou.

Behandelcoördinator B. beweert dat klager met kalm beraad het delict heeft gepleegd, terwijl klager is veroordeeld voor een poging tot doodslag. Hij is geprovoceerd.

Klagers motieven worden gebagatelliseerd door hem. B. is een charlatan. 

 Het is juist dat klager niet alleen boos wordt/explodeert in een psychiatrische setting maar ook boos is geworden op zijn huisarts bij een liesbreuk en bij andere contacten met zorgverleners. Hij heeft de huisarts met klappen gedreigd omdat hij geen wijkverpleging wilde inzetten. Het is een hopeloze zaak als de longstayplaatsing wordt voortgezet. De LAP heeft het over een toekomst in een FPK, noemt Transfore. Klager is 74 en dit heeft geen zin meer. Hij is niet meer van plan om de maatschappij in te gaan. Driemaal is een behandelpoging gedaan en dit is niets geworden. Klager is in FPC Dr. S. van Mesdag een half jaar behandeld door psycholoog V. die geduld met hem had en in gesprekken het stressniveau naar beneden kreeg. Klager is Cisordinol (400 mg.) toegediend waardoor hij erg depressief werd en geen energie meer had om de strijd aan te gaan, terwijl je in een uitbarsting juist iets kunt afreageren. Klager ziet de toekomst somber in. Hij wil de laatste jaren van zijn leven in vrijheid leven en niet in een psychiatrische dictatuur. Hij is eenzaam in de inrichting. Het is een grote provocatie.

Er wordt beslag op zijn draagkracht gelegd. Klager wil wel met begeleid verlof, maar behandelcoördinator B. ziet geen mogelijkheid tot verlof. Klager zal nog een keer begeleid verlof aanvragen.

Klager dient op 74-jarige leeftijd nog een kans te krijgen. Als de PTSS-situatie zal verbeteren dan zal dit een positieve invloed op het recidiverisico hebben. Verzocht wordt om de bestreden beslissing te vernietigen c.q. de behandeling van de zaak aan te houden om de resultaten van de zorgconferentie die gehouden wordt op 4 juni 2018 af te wachten. Tevens wordt verzocht om aanhouding opdat nader onderzoek in het PBC zal plaatsvinden. De uitspraak op het beroep zal dan zorgvuldiger zijn. Het is niet in klagers belang om uitspraak te doen vóór de zorgconferentie. Van belang is dat klager met begeleid verlof gaat en dat er een programma wordt gemaakt om uit de longstay te komen.

Klager heeft geen energie meer om in een dergelijke miserabele situatie te zitten. Hij is uitgeput.

Klager heeft een stapel stukken aan de beroepscommissie overgelegd met de mededeling dat hij die stukken niet eerder kon overleggen. Het heeft hem grote moeite gekost in verband met de ondervonden ergernis, waarbij hij af en toe de neiging kreeg om te exploderen, om deze stukken te verzamelen.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De beslissing is genomen op grond van de brief van de inrichting van 19 april 2017, de pro justitia rapportages van Van A. en K., de reactie van de inrichting op de pro justitia en het advies van LAP. De rapportages van Ou. en Of. die in opdracht van de raadsman zijn uitgebracht in het kader van de verlenging van klagers tbs worden daarin niet genoemd en zijn kennelijk niet geraadpleegd door Van A. en K. Dit wil niet zeggen dat hun rapportages onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Zo lang het medisch tuchtcollege niet heeft vastgesteld dat Van A. en K. onzorgvuldig onderzoek zouden hebben gedaan, kunnen hun rapportages in de oordeelsvorming worden betrokken. De Minister beschikte niet over die rapportages en K. en Van A. kennelijk evenmin. De raadsman heeft kennelijk geen aanleiding gezien om die rapporten over te leggen. Uit de pro justitia rapportage van K. volgt dat alternatieven voor de longstayplaatsing zijn overwogen maar niet uitvoerbaar zijn. Hij verzet zich tegen een plaatsing in een behandelsetting. Probleembesef en behandelattitude kunnen niet worden bereikt. Gedacht zou kunnen worden aan een woonsituatie met een intensieve contextuele beïnvloeding maar klager stelt zich daarvoor te bedreigend en dwingend op naar de hulpverlening. Hij verdraagt het niet als afgeweken wordt van hetgeen hij vindt dat er moet gebeuren, externaliseert en het gevaar voor ernstige agressie is te groot. Voor een optie van plaatsing in een seniorenwoning gezien zijn lichamelijke toestand geldt hetzelfde probleem. De LAP heeft rapportages van Ou. en Of. wel van de raadsman ontvangen, in de oordeelsvorming betrokken en eveneens geadviseerd tot voortzetting van de longstaystatus. De LAP heeft de inrichting wel in overweging gegeven om de komende periode nader onderzoek te doen of in de toekomst kan worden toegewerkt naar uitstroom naar een vervolgsetting zoals een FPK/Transfore en/of op termijn niet kan worden toegewerkt naar een lager individueel beveiligingsniveau en begeleid verlof. In de brief van de Pompestichting van 14 februari 2018 is vastgesteld dat een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk is. Er kunnen geen afspraken met klager worden gemaakt en er is geen sprake van enige vorm van samenwerking. Recent is gesproken met behandelcoördinator B. die heeft aangegeven dat er geen bereidheid is bij klager om mee werken aan een traject. Klager wil vrij zijn, maar er lijkt geen bereidheid aanwezig om in een traject te investeren. Het is juist dat er een zorgconferentie zal worden gehouden op 4 juni 2018 maar de uitkomst van deze zorgconferentie zegt niets over de beslissing van 28 november 2017 tot voortzetting van klagers lonstayplaatsing die in alle redelijkheid is genomen. Indien de zorgconferentie bijvoorbeeld zou opleveren dat het beveiligingsniveau kan worden verlaagd, zal er een tussentijdse beslissing door de Minister worden genomen. Ook kan klager een verzoek om overplaatsing indienen dat weer zal worden beoordeeld.

4.         De beoordeling

De raadsman heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om de resultaten van de zorgconferentie die zal worden gehouden op 4 juni 2018 af te wachten c.q. om een door het PBC te verrichten onderzoek af te wachten. Tevens is verzocht om geen uitspraak te doen vóór de zorgconferentie van 4 juni 2018.

De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken en de behandeling ter zitting voldoende ingelicht om op het beroep gericht tegen de op 28 november 2017 genomen beslissing van de Minister te beslissen en ziet geen redenen de resultaten van de zorgconferentie af te wachten, klager te doen onderzoeken in het PBC of pas na de zorgconferentie uitspraak te doen. Indien de resultaten van de zorgconferentie aanleiding geven tot het nemen van een nieuwe beslissing gaat de beroepscommissie ervan uit dat de Minister, zoals aangekondigd door de vertegenwoordiger van de Minister ter zitting, tot een heroverweging over zal gaan. De beroepscommissie wijst het verzoek van de raadsman af.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 4 februari 2015 in een longstayvoorziening van de Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportages van 11 en 26 augustus 2017 Van A. en K. komt naar voren dat alternatieven voor een longstayplaatsing zijn overwogen maar niet uitvoerbaar zijn omdat klager zich verzet tegen behandeling en er geen sprake is van probleembesef. Een woonsituatie met intensieve begeleiding is niet mogelijk omdat klager zich te bedreigend en dwingend opstelt naar de hulpverlening. Van A. en K. achten voortzetting van klagers plaatsing in een longstayvoorziening geïndiceerd.

Uit het verlengingsadvies van 19 april 2017 van het hoofd van de Pompestichting volgt dat er geen behandelmogelijkheden voor klager worden gezien. In de brief van 4 september 2017 heeft het hoofd van de Pompestichting aangegeven het eens te zijn met de hierboven vermelde pro justitia rapportages.

De LAP heeft in haar advies van 23 oktober 2017 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten en hierbij wel de vraag opgeworpen of in de toekomst niet toegewerkt kan worden naar uitstroom naar een vervolgsetting.

Door de raadsman zijn vraagtekens gezet bij de pro justitia rapportages van Van A. en K. omdat deze gedragsdeskundigen de op verzoek van de raadsman uitgebrachte pro justitia rapportages van Ou. en Of. niet hebben meegewogen. De beroepscommissie stelt vast dat de LAP in haar oordeel de rapportages van Ou. en Of. wel heeft meegewogen.

Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager (tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, prof. dr. F. Boer en drs. M.R. Daniel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 mei 2018.

       

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven