Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3987/JB, 25 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         17/3987/JB

Betreft:            [klager]            datum: 25 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.B. Baumgarten, namens [naam klager], geboren op […] 1995, verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 24 november 2017 van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 mei 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht is […], werkzaam bij de Dienst Justitiële inrichtingen van het ministerie van Justitie en Veiligheid, verder ook te noemen verweerder, namens de selectiefunctionaris gehoord.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij geen gebruik gemaakt van zijn recht om ter zitting in beroep gehoord te worden.

De raadsman, mr. A.B. Bamgarten is niet ter zitting verschenen. De raadsman heeft voorafgaand aan de zitting (tweemaal) een verzoek tot aanhouding gedaan. Dit verzoek is door de voorzitter (tweemaal) afgewezen. Naar aanleiding van de zitting is een verslag van horen opgemaakt en de beroepscommissie heeft de raadsman in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op dat verslag. De raadsman heeft hiervan gebruik gemaakt en de beroepscommissie heeft zijn reactie op 24 mei 2018 ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar r.j.j.i. De Hunnerberg te Nijmegen (hierna: De Hunnerberg) ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 24 april 2014 - voor zover  hier van belang - de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd. De tenuitvoerlegging van deze maatregel is aangevangen op 9 mei 2014. Klager heeft achtereenvolgens verbleven in r.j.j.i. De Hartelborgt, FVK Bouman GGZ, j.j.i. Teylingereind (in verband met observatie) en FPK van De Kijvelanden (hierna: De Kijvelanden). Klager is na een plaatsingsbeschikking van 12 oktober 2017 op 13 oktober 2017 laatstelijk overgeplaatst naar De Hunnerberg.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep tegen de beslissing van de verweerder als volgt toegelicht.

Klager is ten onrechte overgeplaatst van De Kijvelanden naar De Hunnerberg.

Uit het ForCa-rapport van 12 januari 2017 blijkt dat klager niet langer gebaat is bij een orthopedagogisch opvoedingsklimaat, maar juist bij een behandeling onder andere gericht op cannabisafhankelijkheidsproblematiek. Verdere behandeling dient niet binnen het jeugdinrichtingsveld plaats te hebben, omdat klager het pedagogische klimaat is ontgroeid. Geadviseerd werd dan ook de behandeling binnen het volwassenencircuit en bij voorkeur bij De Kijvelanden te continueren. Ook in de verlengingsbeslissing van hof Arnhem-Leeuwarden van 16 februari 2017 staat vermeld dat het van groot belang wordt geacht dat klager in De Kijvelanden kan worden geplaatst. De Kijvelanden heeft aangegeven dat klager qua problematiek en hulpvraag dan wel -behoefte bij hun behandelaanbod past. Klagers cannabisproblematiek was dus al voor de plaatsing op 22 mei 2017 bekend bij de inrichting. De beslissing van de verweerder om klager over te plaatsen is mede gebaseerd op de stelling dat klager harddrugs zou hebben gebruikt. De urinecontrole waar deze stelling betrekking op heeft, heeft circa 2,5 week voor de overplaatsing naar De Hunnerberg plaatsgevonden. Klager hoorde echter pas van de positieve score bij de urinecontrole op de dag van overplaatsing. Op het moment dat klager om contra-expertise vroeg, was dat al niet meer mogelijk. Klager moest direct met DV&O mee en de monsters waren al vernietigd. Klager erkent cannabis te hebben gebruikt, maar hij ontkent gebruik van harddrugs. Klager heeft recht op tegenonderzoek. Op dat recht is hij niet gewezen. De resultaten van de urinecontrole hadden niet betrokken mogen worden bij de beslissing tot overplaatsing.    

De Kijvelanden wist van te voren van klagers cannabisverslavingsproblematiek. Klager is het pedagogische klimaat ontgroeid, ontkent cocaïne te hebben gebruikt en heeft geen gebruik kunnen maken van contra-expertise. Dit samen genomen biedt onvoldoende grond om de overplaatsingsbeschikking van De Kijvelanden naar De Hunnerberg te kunnen rechtvaardigen. 

De verweerder heeft inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.

Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft zich bij de verlengingsbeslissing van 16 februari 2017 geschaard achter de lijn als beschreven in de ForCa-rapportage van 12 februari 2017, waarbij een plaatsing in De Kijvelanden is geadviseerd. De opvattingen over wat goed zou zijn voor klager, zijn niet eenduidig. Om die reden is klager besproken in het Landelijk Casus Overleg van 12 mei 2017. Besloten is om klager de p.i.j.-maatregel te laten voortzetten in FPK De Kijvelanden. Aan klager is daarbij te kennen gegeven dat van deze ingezette lijn kan worden afgeweken als dit nodig zou blijken te zijn. Klager was dus een gewaarschuwd mens.

Op de FPK is de behandeling echter niet van de grond gekomen. Klager is geen enkel moment clean geweest en er is geen zicht gekomen op hoe klager functioneert zonder verdovende middelen. Bij aanvang leek plaatsing bij volwassen groepsgenoten klager goed te doen, maar al snel dacht klager zich zaken te kunnen permitteren en was hij niet met zijn behandeling bezig. Duidelijk is dat het gebruik van harddrugs niet getolereerd wordt in De Kijvelanden. Het stoppen van de behandeling van klager is echter niet alleen naar aanleiding van het gebruik van harddrugs, maar moet worden gezien als een opbouw van zaken. Het gedrag van klager is een belangrijke factor geweest bij de beslissing van de inrichting tot het stoppen van de behandeling. Het gebruik van harddrugs is de spreekwoordelijke druppel geweest die de emmer voor de inrichting heeft doen overlopen. Kijkend naar het verloop van de behandeling van klager, is duidelijk dat nog geen enkele plaatsing goed is afgerond. Te zien is dat klager graag wil, dat hij gebaat zou zijn bij volwassen zorg, maar hij profiteert nog niet van de geboden behandeling. Het verloop kenmerkt zich veelal door een korte positieve periode na overplaatsing, waarna klager na enige tijd de kont tegen de krib gooit.

De inrichting heeft besloten klager niet direct, maar pas tweeënhalve week later, op de dag van klagers overplaatsing, te informeren over de uitslag van de bewuste urinecontrole. Klager is van te voren in het geheel niet geïnformeerd over zijn overplaatsing en het moment daarvan. De inrichting heeft daartoe besloten om een potentieel gevaarlijke situatie te voorkomen. Er is door de inrichting daarmee voorbij gegaan aan de mogelijkheid voor klager om contra-expertise aan te vragen. Klager was gelet op zijn jarenlange aanwezigheid in de inrichtingen echter bekend met de procedures en had na de urinecontrole direct om contra-expertise kunnen verzoeken. Wat er verder ook zij van het proces rondom de urinecontrole, de selectiefunctionaris is bij dat proces niet betrokken. Het niet aanbieden van contra-expertise betreft een fout van de FPK, niet een fout van de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris wordt geconfronteerd met de mededeling van De Kijvelanden dat de behandeling van klager is stopgezet. De Kijvelanden is geen justitiële instelling en er bestaat geen mogelijkheid om plaatsing van klager aldaar af te dwingen. De Kijvelanden is niet verplicht klager op te nemen. Wat zich daar ook heeft afgespeeld, hoe terecht of onterecht het ook is, het enige wat vanuit het ministerie gevraagd zou kunnen worden, is of de inrichting de beslissing wil heroverwegen. Doordat klagers behandeling werd gestopt, moest voor hem op stel en sprong een andere plek gevonden worden. Het ligt in de lijn der verwachting dat alleen naar de j.j.i.’s is gekeken, omdat de tbs-instellingen propvol zitten.

Klager verblijft op dit moment op de ITA van j.j.i. Den Hey-Acker en profiteert sinds een paar maanden van de individuele aandacht die hij daar krijgt.   

4.         De beoordeling

Vast staat dat de beslissing tot overplaatsing vanuit De Kijvelanden naar De Hunnerberg door de verweerder is genomen nadat vanuit eerstgenoemde inrichting te kennen was gegeven dat de inrichting de behandeling van klager had gestaakt. In de plaatsingsbeschikking van 12 oktober 2017 staat vermeld dat de behandeling die noodzakelijk wordt geacht in verband met de verlaging van het huidige risico, in De Kijvelanden niet van de grond is gekomen. Dat is volgens die beschikking gelegen in het feit dat klager niet genoeg open stond voor behandeling, niet heeft willen meewerken aan het opstellen van een crisisplan en meerdere malen is aangesproken op het gebruik van THC, terwijl hij niet in staat is gebleken daarmee te stoppen. Er was een start gemaakt met de gedragsinterventie CGT verslaving. Daarbij heeft klager aangegeven dat hij het niet eens was met de inzet van de gedragsinterventie en slechts deelnam omdat dit moest. Tijdens klagers verblijf is hij bovendien meerdere malen aangesproken op zijn gedrag.

De klacht van klager heeft overwegend betrekking op de urinecontrole, die volgens klager de directe aanleiding is geweest voor de overplaatsing naar De Hunnerberg. Er bestaat discussie omtrent de uitkomst van die controle; klager betwist immers dat hij harddrugs heeft gebruikt en hij meent dat de grondslag voor de overplaatsing daarom op verkeerde feiten berust. De beroepscommissie heeft er begrip voor dat namens klager van het gebrek aan de mogelijkheid tot het verrichten van een tegenonderzoek een punt is gemaakt en opgemerkt kan worden dat deze manier van handelen van de zijde van de inrichting geen schoonheidsprijs verdient. Ten aanzien van de onderhavige klacht wordt echter met betrekking tot de feitelijke uitvoering van de urinecontrole en potentiële gebreken verder geen oordeel gegeven, nu die klacht het handelen van de inrichting betreft en niet de beslissing van de verweerder. Klager had in dat verband een klacht tegen de inrichting moeten indienen. Uit de informatie van de verweerder blijkt dat een plaatsing van klager bij De Kijvelanden niet kon worden afgedwongen en dat de verweerder een nieuw onderkomen voor klager diende te vinden.

Gelet op het voorgaande en gezien het feit dat met spoed een nieuwe inrichting voor klager moest worden gezocht, kan de beslissing van de selectiefunctionaris om klager over te plaatsen naar De Hunnerberg, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. E. Lucas en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 25 juni 2018

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven