Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4008/GB, 20 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/4008/GB

Betreft:            […]      datum: 20 juni 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 22 november 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot selectie voor een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.)) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 2 augustus 2016 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad. Op 3 april 2018 is hij geplaatst in de z.b.b.i. van de locatie Ter Peel.

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft in 2015 zijn enkelband doorgeknipt, enkele dagen nadat hij te horen had gekregen dat zijn broer in de p.i. Vught zelfmoord had gepleegd. Klager had het na afloop van de crematie emotioneel heel zwaar. Hij heeft kort daarvoor nog wel zelf contact opgenomen met de politie, maar hij kon zijn casemanager toen niet bereiken. Klager heeft kort daarop alsnog contact met zijn casemanager opgenomen, het was nooit de bedoeling zich te onttrekken aan detentie. Hij heeft zich vervolgens zelf gemeld in de inrichting. Vanaf juli 2017 verbleef klager in de b.b.i. Daar heeft hij zich uitstekend gedragen, ook gedurende verloven.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is gedetineerd op grond van de herroeping van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) wegens het plegen van een nieuw strafbaar feit. Er is geen p.p. dat aansluit bij klagers trajectplan. Klager is sinds zijn meerderjarigheid negentien maal veroordeeld voor met name vermogensdelicten. Hij heeft eerder tijdens deelname aan een p.p. zijn enkelband doorgeknipt. De reclassering acht een klinisch traject noodzakelijk. Fasering zonder behandeling zou niet bijdragen aan vermindering van het recidiverisico. Bij de beslissing heeft het advies van de reclassering zwaar meegewogen, omdat voor plaatsing in een z.b.b.i. de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van klager een rol spelen. De reclassering was ook op de hoogte van de reden dat klager zijn enkelband heeft doorgeknipt. Als klager instemt met klinische behandeling, zal dat een doorslaggevende rol spelen bij een nieuwe beoordeling of klager in aanmerking komt voor plaatsing in een z.b.b.i.

 

4.         De beoordeling

4.1.      Klager verblijft inmiddels in een z.b.b.i. Hij heeft echter verzocht om een stapeltraject, dat expliciet is afgewezen door de selectiefunctionaris. Het beroep richt zich dus tegen het gedeelte van de bestreden beslissing waarbij het verzoek tot deelname aan een p.p. is afgewezen.

4.2.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3.      De beroepscommissie stelt het volgende vast. De reclassering schat klagers recidiverisico als hoog in. Klager werkte niet volledig mee aan klinische behandeling die eerder door de reclassering werd geadviseerd ter bestrijding van het recidiverisico. Klager is voorts gerecidiveerd tijdens zijn v.i. Ook het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat.

4.4.      Gelet op het voorgaande en met het oog op artikel 7, derde lid, onder b., c. en d. van de Pm, is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, voor zover dit de afwijzing van het verzoek tot deelname aan een p.p. betreft, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dus ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 20 juni 2018.

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven