Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4280/GB, 5 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/4280/GB

Betreft:            […]      datum: 5 juli 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.J. van Rijsbergen, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 15 december 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.)) afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 6 november 2016 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het advies van het Openbaar Ministerie (OM) is volstrekt niet onderbouwd. Het is ook in het belang van de maatschappij dat klager zo geleidelijk mogelijk terugkeert in de maatschappij. Klager zal na zijn detentie weer bij zijn ouders – het verlofadres – gaan wonen. Zij willen niets liever dan hem weer op het rechte pad brengen. Klager zal het slachtoffer dus ooit weer onder ogen komen, nu zijn ouders op slechts vier kilometer afstand wonen, maar dat is beter dan een willekeurig ander adres dat toevallig wel op vijf kilometer afstand is gelegen. Ondanks het aanvankelijk negatieve reclasseringsadvies, heeft de politie positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres. Inmiddels heeft de reclassering bovendien aangegeven dat het verlofadres wel voldoet aan de eisen om elektronische controle mogelijk te maken. Klager heeft inmiddels ook algemeen verlof genoten aan dit adres en dat verliep probleemloos. Klagers gedrag in de inrichting is goed. Verzocht wordt het beroep mondeling te mogen toelichten.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager beschikte niet over een aanvaardbaar verlofadres, zo blijkt uit de adviezen van het OM en de reclassering. Het OM is van oordeel dat klagers behandeling gedurende zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) dient plaats te hebben. Daarnaast is geen sprake van een p.p., op grond waarvan goedkeuring gegeven kan worden voor een vervroegde z.b.b.i-plaatsing.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2.      Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd. Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.3.      Bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen speelt de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving, een belangrijke rol. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), en of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling (Stcrt. 2000, nr. 176).

4.4.      De beroepscommissie gaat voorbij aan de stelling van de selectiefunctionaris dat klager niet in een z.b.b.i. geplaatst kan worden omdat hij nog niet in aanmerking is gebracht voor een p.p. De beroepscommissie is ambtshalve bekend met de veelvuldig gebruikte constructie van het stapeltraject, waarbij een gedetineerde tegelijkertijd in aanmerking wordt gebracht voor plaatsing in een z.b.b.i. en deelname aan een p.p. en dit is ook wat klager verzoekt.

4.5.      Uit de door de raadsman overgelegde e-mail van de reclassering blijkt dat klager thans beschikt over een verlofadres waarbij elektronische controle van het hem opgelegde locatieverbod en -gebod mogelijk is. De politie heeft ook positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres. Dit kan dus geen beletsel vormen voor klagers plaatsing in een z.b.b.i.

4.6.      De reclassering schat het recidiverisico op 2 augustus 2017 in als matig. Hierbij benadrukt de reclassering echter nadrukkelijk het belang van behandeling. De afwezigheid daarvan verhoogt dit risico. Er is sprake van alcoholmisbruik en van een duidelijk patroon tussen alcoholgebruik en agressie. Klager is eerder veroordeeld voor een poging tot doodslag. Zolang klager niet is behandeld, is ook sprake van een risico op letselschade.

4.7.      De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven geen voorwaardelijk strafdeel te eisen, omdat behandeling gedurende klagers v.i. kan plaatsvinden. Gelet op de noodzaak tot behandeling, kan en mag dit niet betekenen dat klager niet ook al eerder behandeld zou kunnen worden (en dat hij reeds hierom niet in aanmerking komt voor detentiefasering). Nu klager evenwel nog niet behandeld is, is thans (nog) sprake van een meer dan te verwaarlozen maatschappelijk risico. Daarom kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is dus ongegrond.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,

voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 5 juli 2018.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven