Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3607/GB, 1 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:01-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3607/GB

Betreft:            [Klager]           datum: 1 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 26 oktober 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) in het kader van een gestapeld traject afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 23 juni 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht. Op 8 maart 2018 is hij overgeplaatst naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zich eerder, als gevolg van ernstige ziekte en het overlijden van zijn toenmalige partner, aan de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde gevangenisstraf onttrokken. Deze onttrekking is op 14 september 2015 geëindigd, zodat klager thans meer dan twee jaren is gedetineerd. Hij heeft in die periode, zo blijkt uit het selectieadvies en de promotiebeslissing van 10 oktober 2017, uitsluitend positief gedrag vertoond. Klager betwist uitdrukkelijk dat sprake is van een gebrek aan motivatie voor het volgen van een behandeling en heeft zich bereid verklaard zich aan bijzondere voorwaarden die aan een plaatsing in een z.b.b.i. kunnen worden verbonden, te zullen houden. Sinds de hervatting van zijn detentie op 14 september 2015 heeft hij meer zelfinzicht en verantwoordelijkheidsgevoel gekregen en hij wenst het geschonden vertrouwen te herstellen. Hij heeft een verlofadres geregeld en in augustus 2017 heeft hij een betalingsregeling met het Centraal Justitieel Incassobureau opgestart. Hij heeft gedurende zijn detentie aan verdiepingsonderzoek door het DOK meegewerkt. Voorts is hij bij het DOK aangemeld voor een ambulante behandeling, maar deze is niet van de grond gekomen, omdat het DOK geen personeel kon leveren. Vanuit de inrichting is zodoende de keuze gemaakt de behandeling in een extramurale fase te doen plaatsvinden, maar daarvoor is het noodzakelijk dat klager kan faseren. Op 20 november 2017 is de (ambulante) behandeling door het DOK alsnog aangevangen.   

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager kent een lange detentiehistorie. Reeds vanaf 2001 is hij in aanraking geweest met politie en justitie wegens onder meer diefstal met geweld, tweemaal poging tot moord en doodslag. Tijdens een eerdere deelname aan een p.p. met elektronisch toezicht heeft klager op 15 februari 2014 zijn enkelband doorgeknipt en zich zodoende aan het toezicht in het kader van zijn deelname aan het p.p. onttrokken. Het recidiverisico is in de reclasseringsadviezen van 16 juni 2016 en 25 augustus 2017 als hoog, dan wel gemiddeld ingeschat. Er is persoonlijkheidsproblematiek gediagnosticeerd, die aan het delictgedrag ten grondslag heeft gelegen, en klager wenst, blijkens het reclasseringsadvies van 25 augustus 2017, niet aan de eerder geïndiceerde behandeling mee te werken. Klager heeft weliswaar zijn positieve inzet en gedrag in de inrichting benadrukt en te kennen gegeven op zijn toekomst te zijn gefocust, waarin hij met zijn vrouw en kind kan samenleven, maar niet dat hij voor een behandeling zou openstaan. De reclassering heeft het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden hoog ingeschat en een risico op letselschade voor willekeurige personen niet kunnen uitsluiten. De afwijzing van klagers verzoek is niet onredelijk, nu het vertrouwen dat klager zich niet aan zijn detentie en de voorwaarden die aan het gestapeld traject zouden worden verbonden, zal onttrekken, ontbreekt. 

3.3.      Over klagers verzoek tot plaatsing in een z.b.b.i. en aansluitend deelname aan een p.p. in het kader van een gestapeld traject zijn de volgende adviezen uitgebracht. Het Multidisciplinair Overleg en de vrijhedencommissie van de p.i. Dordrecht hebben geen bezwaar tegen klagers verzoek. De advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem-Leeuwarden heeft negatief geadviseerd, omdat op basis van klagers eerdere gedragingen geen vertrouwen bestaat dat klager zich aan voorwaarden zal houden of geen strafbare feiten zal plegen. De reclassering heeft positief over klagers verzoek geadviseerd, waarbij onder meer een meldplicht bij de reclassering, een locatieverbod en een locatiegebod met elektronisch toezicht als bijzondere voorwaarden zijn geadviseerd. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.   

 

4.         De beoordeling

4.1.      Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van ten minste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2.      In afwijking van het eerste lid kunnen ingevolge artikel 2, derde lid, van de Regeling gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een p.p. aanwezig is, voor plaatsing in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen in aanmerking komen.

4.3.      De beroepscommissie stelt vast dat klager zich van 15 februari 2014 tot 14 september 2015 aan zijn detentie heeft onttrokken. Uit het selectieadvies van 6 oktober 2017 komt naar voren dat klager sinds 14 september 2015 goed gedrag heeft  vertoond binnen de inrichting en zich aan de regels heeft gehouden, geen disciplinaire straffen heeft opgelegd gekregen en nimmer positief heeft gescoord bij urinecontroles. Voorts heeft klager het adres van een werkgever aangeleverd waar hij zijn 26-uurs dagbesteding – hetgeen als voorwaarde is gesteld voor plaatsing in het door hem verzochte traject – kan verrichten en is hij op 20 november 2017 gestart met de geïndiceerde ambulante behandeling, waar hij volgens zijn behandelaar een gemotiveerde indruk maakt. Klagers behandelaar onderschrijft het belang van een gefaseerd beleid voor de behandeling die klager volgt, daar de behandeling zich zal kunnen richten op concrete situaties die klager zal tegenkomen en het een positieve (motiverende) werking op klager zal hebben.

4.4.      Bij deze stand van zaken en gelet op klagers strafrestant, is het naar het oordeel van de beroepscommissie niet langer redelijk klager fasering te onthouden. Nu klager echter bij beslissing van 28 februari 2018 voor plaatsing in de b.b.i. van de locatie Zuyder Bos is geselecteerd, waar hij op 8 maart 2018 is geplaatst, kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, vooralsnog niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie gaat er daarbij van uit dat op termijn opnieuw zal worden bezien of klager voor plaatsing in een z.b.b.i. met aansluitend deelname aan een p.p. in het kader van een gestapeld traject in aanmerking komt. Het beroep zal, gelet op het voorgaande, ongegrond worden verklaard.  

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,

voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 1 juni 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven