Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1851/GV, 23 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1851/GV

betreft: [klager] datum: 23 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 13 augustus 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 augustus 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
De Minister geeft aan dat er nog een proeftijd liep ten tijde van het gepleegde delict, terwijl klager first offender is.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is geen first offender, gelet op een eerdere veroordeling in 1998. Van belang is het negatieve advies van het openbaar ministerie alsmede het feit dat klager kort na elkaar, op 1 mei en 1 augustus 2002, een gewapende overvalheeft gepleegd, hetgeen voor de samenleving ernstige feiten betreft. De daardoor ontstane onrust en de gevoelens van onveiligheid worden breed uitgemeten in de media en de delicten hebben meestal een grote impact op de slachtoffers.De mogelijke psychische gevolgen voor de slachtoffers kunnen soms langdurig zijn. Het is derhalve thans nog te vroeg om klager verloffaciliteiten toe te kennen. Een en ander zal in het laatste stadium van klagers detentie naderworden bekeken, indien hij daar, gedragsmatig gezien, voor in aanmerking komt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenisunit van de locatie De IJssel te Krimpen a/d IJssel heeft positief geadviseerd. Klager is welkom op het verlofadres, bij zijn vriendin te Rotterdam.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft aangegeven dat klager tot een gevangenisstraf van drie jaar is veroordeeld voor het in vereniging plegen van twee gewelddadige bankovervallen. Hierbij werdende bankmedewerkers bedreigd met een vuurwapen en werd bij een aantal de handen en voeten vastgebonden met tape. Uit documentatie blijkt dat klager reeds eerder werd veroordeeld. Dit soort delicten zorgt in de samenleving voorgevoelens van onveiligheid en angst. Slachtoffers van dergelijke delicten ondervinden hiervan vaak nog lange tijd de psychische nadelige gevolgen. Gelet hierop, het feit dat een verlof van klager maatschappelijke onrust zou kunnenveroorzaken bij de slachtoffers en hun leefomgeving en het gevaar voor recidive, wordt negatief geadviseerd.
De politie Rotterdam-Rijnmond wijkteam Beverwaard heeft aangegeven dat verlof geen probleem is.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens tweemaal diefstal met geweld in vereniging gepleegd en opzettelijke vrijheidsberoving. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 juli2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicaties voor verlof onvoldoendeaanwijzingen zijn.
Zij overweegt hierbij dat de ernst van het delict als zodanig onvoldoende grond vormt voor afwijzing van het verlof. Het gevaar voor confrontatie met de slachtoffers is onvoldoende geconcretiseerd. Klager is in 1998 veroordeeld toteen geldboete terzake van het medeplegen van opzetheling. De proeftijd hiervan liep af in augustus 2000. Uit de inrichtingsrapportage komt naar voren dat klager zich positief gedraagt en dat de resultaten van de urinecontroles inorde waren. Gelet op het vorenstaande, het positieve advies van de politie en het gegeven dat sprake is van een aanvaardbaar verlofadres, is de beroepscommissie van oordeel dat aan het belang van klager doorslaggevende betekenisdient te worden toegekend. Zij overweegt hierbij dat op grond van artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, kenmerk 733726/98/DJI) ten aanzien van klager voorwaarden kunnenworden gesteld die kunnen inhouden dat hij zich dient te onthouden van contact met de slachtoffers, zich niet begeeft in de buurt van de plaatsen waar de misdrijven zijn gepleegd en zich meldt bij de politie.
De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestredenbeslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven