Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1346/GB, 19 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/1346/GB

Betreft: [klager] datum: 19 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren [1956], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 juni 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Overmaze te Maastricht ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 27 juli 2002 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie De Grittenborgh (huis van bewaring) te Hoogeveen. Op 22 mei 2003 is hij geplaatst in de gevangenis Overmaze, waar een regime van beperkte gemeenschap(b.g.g.) geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 17 april 2003. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 maart 2004.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Klager vindt de plaatsing in de b.g.g. onterecht en een overtrokken reactie op zijn gedrag. Vanwege zijn plaatsing inMaastricht is het voor zijn bezoek, dat in het noorden van het land woont, onmogelijk om klager te bezoeken. Verzocht wordt om klager over te plaatsen naar het noorden van het land.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is door De Grittenborgh voorgesteld voor plaatsing in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. Het voorstel was gebaseerd op de ervaringen die men in Hoogeveen tot op die datum met klager had opgedaan. Uitrapportage blijkt dat klager een bewerkelijke man was die regelmatig door zijn dreigende en agressieve opstelling richting personeel op de grens van het toelaatbare functioneerde. Een aantal malen ging hij over de grens van hettoelaatbare. Voorts blijkt dat klager niet of nauwelijks aanspreekbaar - en corrigeerbaar - is op/in zijn gedrag. Bij de laatste rapportafhandeling bedreigde hij het directielid en spuugde hij het in het gezicht. Klager behoeft eenduidelijke aansturing en kon met de hem geboden vrijheden niet omgaan. Reden voor de inrichting om hem voor te stellen voor de b.g.g.. Gekozen werd voor Maastricht omdat daar op het moment van selectie plaats was. Elders was ditniet het geval. In Nederland zijn slechts drie gevangenissen met een b.g.g.-regime, namelijk in Vught, Den Haag en Maastricht. Inherent aan de beslissing om een gedetineerde voor een b.g.g.-gevangenis te selecteren is datgedetineerden dan soms ver van huis zitten. Als klagers verblijf na zes maanden b.g.g. wordt beoordeeld en klager voor uitplaatsing in aanmerking komt, kan mogelijk met zijn bezoeksituatie rekening worden gehouden.

4. De beoordeling
De gevangenis Overmaze is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

Een tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtigecontra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te plaatsen in een inrichtingmet een regime van beperkte gemeenschap niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken. De beslissing om klager in een b.g.g.-regime te plaatsen brengt met zich mee dat klager niet in het noorden vanhet land kan worden geplaatst omdat daar geen b.g.g. gevangenis gesitueerd is. Overigens heeft de selectiefunctionaris aangekondigd dat na een verblijf van zes maanden de mogelijkheid bestaat om klagers verblijf in het b.g.g.-regimete evalueren en indien hij kan worden overgeplaatst dat er dan mogelijk rekening met zijn bezoek kan worden gehouden. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om thans tot een anderoordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 19 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven