Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1444/GB, 19 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 03/1444/GB

Betreft: [klager] datum: 19 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van twee op 25 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend doorrespectievelijk mr. C. Hendriks, namens

[...], geboren op [1968], verder te noemen klager en ingediend door klager,

gericht tegen een op 10 juni 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op de individuele begeleidingsafdeling Veenhuizen (gevangenis) te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 31 maart 2003 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Leuvense Poort (huis van bewaring) te Den Bosch. Op 16 mei 2003 is hij geplaatst op de individuele begeleidingsafdeling Veenhuizen, waar een individueelregime geldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraffen van respectievelijk 6 maanden, 10 maanden, 3 maanden, 3 maanden, 1 maand, 21 dagen, 14 dagen en 1 maand, met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 31 maart 2003.De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 juni 2004.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Op 6 mei 2003 is klager onderzocht door de inrichtingspsycholoog bij de Leuvense Poort. Het advies strekt tot spoedige plaatsing op de individuele begeleidingsafdeling waardoor verdere decompensatie en daarmee hangende incidentenwellicht kunnen worden voorkomen. In klagers bezwaarschrift van 21 mei 2003 meldt hij dat zijn familie woonachtig is in het zuiden van het land (Limburg). Zijn moeder is niet in staat ver te reizen. De reiskosten voor het bezoeklopen zeer hoog op. Dit heeft tot gevolg dat hij verstoken blijft van bezoek, hetgeen grote impact op hem heeft. Klager heeft de selectiefunctionaris verzocht om hem te selecteren voor de individuele begeleidingsafdeling NieuwVosseveld te Vught. Het is een feit van algemene bekendheid dat een gedetineerde een zwaarwegend belang heeft bij plaatsing in de eigen regio. Klager heeft in zijn bezwaarschrift aangegeven zijn bezwaren tegen een verblijf inNorgerhaven en zijn zwaarwegend belang om in het zuiden van het land te worden geplaatst. Nu blijkens de motivering op het bezwaarschrift kennelijk geheel geen afweging is gemaakt met betrekking tot het zwaarwegend belang van klagergeplaatst te worden in de regio, heeft de selectiefunctionaris onvoldoende de belangen afgewogen en is de beslissing onterecht genomen dan wel onvoldoende gemotiveerd. Voorts meldt de selectiefunctionaris dat het niet mogelijk wasom klager zo spoedig mogelijk te plaatsen op de individuele begeleidingsafdeling te Vught doch wel in Norgerhaven. Uit de stukken blijkt niet waarom een spoedige plaatsing niet in Vught gerealiseerd zou kunnen worden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op voorstel van de locatie Leuvense Poort geselecteerd voor de individuele begeleidingsafdeling Veenhuizen. De inrichtingspsycholoog vroeg daarbij om een spoedige plaatsing. Dit is gerealiseerd door plaatsing teVeenhuizen. Uit het selectievoorstel blijkt niet van expliciete regionale gebondenheid van klager. Uit de onderliggende stukken blijkt dat klager een zwervend bestaan leidde en daarnaast de afgelopen jaren regelmatig gedetineerd isgeweest, waarbij plaatsingen op zorgafdelingen dan wel plaatsing in de FOBA aan de orde zijn geweest. Dit in onderlinge samenhang bezien, is besloten om klager te plaatsen op de individuele begeleidingsafdeling Veenhuizen. Indienmogelijk wordt rekening gehouden met het regiobeginsel. In het onderhavige geval heeft de zorgcomponent de doorslag gegeven. Een snelle plaatsing was geïndiceerd. Er was geen mogelijkheid om klager op de individuelebegeleidingsafdeling Nieuw Vosseveld te plaatsen. Die afdeling zat vol, terwijl er in Veenhuizen wel plaats was om klager te plaatsen. Indien die mogelijkheid er wel was geweest was klager in Vught geplaatst. De wens van klager omeen behandeltraject te ondergaan, is niet onmogelijk geworden. Vanuit Veenhuizen kan een dergelijk traject getoetst worden op wenselijkheid en haalbaarheid en desgewenst opgestart worden.

4. De beoordeling
4.1. De individuele begeleidingsafdeling Veenhuizen (gevangenis) is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Een gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerdenworden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele ofbeperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te plaatsenop de individuele begeleidingsafdeling met een individueel regime niet in strijd met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken. De beroepscommissie is van oordeel dat door de selectiefunctionaris terecht prioriteitis gegeven aan het advies van de psycholoog om klager zo spoedig mogelijk te plaatsen op een individuele begeleidingsafdeling in plaats van in verband met bezoekmogelijkheden te wachten totdat klager in het zuiden van het land konworden geplaatst.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. vanGemert, secretaris, op 19 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven