nummer: R-47
betreft: [Klager] datum: 12 april 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van [Klager], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 29 december 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 maart 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager en, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, […]. De raadsman van klager, mr. J.W. Ebbink, heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van en schade aan voorwerpen van klager
(OV-2017-162).
De beklagrechter heeft klager zonder mondelinge behandeling van de zaak niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep zijn klacht als volgt toegelicht. Klagers spullen worden nogal eens verplaatst. De spullen die klager mist staan opgeschreven op het schade- en vermissingsformulier. Tijdens de spitactie op 2 augustus 2018 is het glas van een fotolijstje, in de vorm van een hartje, gebroken. Over de schade aan en de vermissing van de goederen heeft klager gesproken met zijn mentor K. De mentor zou nog één en ander navragen. De mentor zou op zoek gaan naar relevante lijsten die zouden bevestigen dat klager de spullen bezat die hij nu mist. Deze lijsten zijn tot op heden niet gevonden. Tegen klager is gezegd dat op het moment dat hij niet beschikt over de relevante lijsten waarop staat welke goederen hij tot zijn beschikking heeft, hij deze goederen kwijt is.
Alleen het personeel kan op zijn kamer komen. Klager kwam van de resocialisatieafdeling en moest teruggeplaatst worden binnen de inrichting. De spullen van klager waren op twee karren geplaatst. Klager heeft gezien dat op zijn karren nog een doos van iemand anders werd geplaatst. Klager heeft dat nog aangegeven bij de medewerkers van de geïntegreerde beveiliging (MGB). Die doos is er vervolgens vanaf gehaald. In het huisreglement staat duidelijk dat alle voorwerpen die worden opgeslagen worden geregistreerd op een opslaglijst. Deze lijsten zijn niet te vinden. Klager heeft hier meermalen naar gevraagd. Dan is er toch iets mis met de communicatie en de administratie van de instelling. Klager heeft het vermoeden dat zijn goederen met de goederen van iemand anders zijn verwisseld. Klager heeft weleens eerder iets gemist en dat is toen later teruggevonden bij iemand anders.
Op 2 augustus 2017 had klager bezoek noch verlof.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij de MGB is de invoerlijst van 14 juli 2015, de datum waarop klager weer de inrichting binnen is gekomen, opgevraagd. Op deze invoerlijst is niet terug te vinden dat klager beschikte over een Philips LCD pc-monitor en ook niet over een vloer-fietstrimmer. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat klager niet over deze goederen beschikte toen hij de inrichting binnenkwam. Ook de medewerkers zijn er niet van op de hoogte dat klager deze goederen bij zich heeft gehad. De externe harde schijf staat wel op de invoerlijst van 14 juli 2015. Harde schijven zijn echter niet toegestaan binnen de inrichting en worden daarom van meet af aan bewaard in de opslag. Met betrekking tot de uitvoer van de goederen is er een uitvoerlijst waarop is aangegeven dat kleding is uitgevoerd. Ten aanzien van de vermeende schade aan het glas van een fotolijstje wordt opgemerkt dat dit niet blijkt uit het kamerinspectieformulier van 3 augustus 2017. Uit dit formulier blijkt evenmin dat er een fotolijstje in beslag is genomen. Veel meer kan hier niet over worden gezegd. Klager komt niet met bewijsstukken dat de vermiste goederen ook daadwerkelijk in zijn bezit zijn geweest.
Het is niet duidelijk of klager de relevante lijsten heeft opgevraagd. Als klager deze niet opvraagt is het ook niet mogelijk dat hij ze kan bezitten. Klagers mentor of iemand anders van de afdeling is hierover niet bevraagd. De beveiliging heeft aangegeven dat als op de formulieren een vinkje bij ‘uitvoer’ staat, de goederen ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd.
Ter zitting zijn de relevante formulieren met betrekking tot de klachten van klager overhandigd.
3. De beoordeling
Klager kan in zijn klacht worden ontvangen, nu de klacht betrekking heeft op een vermeende inbreuk op klagers eigendomsrecht. In zoverre kan de beslissing van de beklagrechter geen stand houden.
Ter zitting zijn door de vertegenwoordigster van de inrichting formulieren overgelegd waarvan klager niet eerder kennis heeft kunnen nemen. Onduidelijk is of dit precies die formulieren zijn aan de hand waarvan kan worden bepaald of/welke voorwerpen door klager zijn in- dan wel uitgevoerd. In ieder geval hadden deze formulieren eerder ter kennis van klager kunnen worden gebracht nu de beroepscommissie aannemelijk acht dat klager om lijsten heeft gevraagd waarop zijn bezittingen waren vermeld. Ter zitting heeft klager geen uitsluitsel willen, en naar het oordeel van de beroepscommissie ook niet kunnen geven, of dit de beslissende formulieren zijn en of de talrijke vermeldingen daarop juist zijn. Aangezien de zaak in dit stadium niet rijp is voor beslissing en de beklagcommissie zich nog niet inhoudelijk over de klacht heeft uitgelaten komt het de beroepscommissie geraden voor de zaak terug te wijzen naar de beklagcommissie ter verdere afdoening op de merites ervan. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en
wijst de zaak terug naar de beklagcommissie voor een beslissing op de inhoud van het beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 12 april 2018.
secretaris voorzitter