Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2809/GA, 19 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/2809/GA

betreft: [Klager]                                  datum: 19 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.T. van Rhijn, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 17 augustus 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 februari 2018, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.T. van Rhijn. De directeur van de p.i. Middelburg is niet ter zitting verschenen.

Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat aan de directeur, alsmede aan klager en zijn raadsman is verzonden. Op 6 maart 2018 is een reactie van de directeur op het verslag bij de Raad binnengekomen, die aan klager en zijn raadsman is verstuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft schending van klagers recht op privacy doordat een medegedetineerde kennis draagt van de inhoud van door klager gevoerde telefoongesprekken (MB-2017-000150).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Een medegedetineerde van klager, O., is in het bezit van een gegevensdrager met tapgesprekken die door klager zijn gevoerd. Binnen de inrichting is melding gemaakt van 12.000 tapgesprekken. De geheimhouding tussen klager en zijn raadsman is derhalve niet meer gegarandeerd en wellicht reeds geschonden. De directeur dient er zorg voor te dragen dat gedetineerden van het in artikel 39, eerste en vierde lid, van de Pbw bedoelde recht gebruik kunnen maken op een wijze waarbij het recht op privacy zoveel als mogelijk is gewaarborgd. Daarvan is geen sprake. De directeur heeft op grote schaal – waarschijnlijk veel ruimer dan de verleende machtiging – telefoongesprekken laten aftappen en daarbij geen waarborgen gegeven. Klager maakt zich ernstig zorgen om zijn persoonlijke situatie en vreest dat de gegevens in verkeerde handen terecht zullen komen. Hij heeft een eigen huis waar geen hypotheek meer op rust en heeft dan ook vermogen. Gedetineerde O. is belust op geld. De privégegevens die bij gedetineerde O. zijn terechtgekomen, maken klager mogelijk chantabel. Gedetineerde O. heeft klager in de kerk aangesproken en daarbij onder meer te kennen gegeven dat hij weet dat klager mooi woont en wat klager met zijn moeder bespreekt. Er is sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk op het vrij verkeer zoals bedoeld in artikel 50 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv), alsmede op de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gedetineerde O. verbleef in de p.i. Middelburg op afdeling West. Desgevraagd heeft de directeur te kennen gegeven op basis van meerdere ‘combivorderingen’ van de officier van justitie tot het verlenen van medewerking aan een bevel tot het opnemen van (tele)communicatie als bedoeld in artikel 126m van het WvSv, alsmede vorderingen tot verstrekking van verkeersgegevens als bedoeld in artikel 126n van het WvSv, medewerking te hebben verleend aan het opnemen van telefoongesprekken bij Telio. De medewerking gold enkel voor de Telio-telefoonlijnen van afdeling West, waar gedetineerde O. verbleef. Klager verbleef niet op afdeling West. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft weliswaar fouten gemaakt met het te ruim verstrekken van afgetapte telefoongesprekken aan gedetineerde O., maar dat kunnen hooguit gesprekken zijn geweest van gedetineerden die op afdeling West verbleven. Het gaat daarbij om een verantwoordelijkheid van het OM en niet om een beslissing van de directeur. De directie heeft onmiddellijk actie ondernomen richting het OM om de te ruim verstrekte gegevens (op datadragers) in beslag te laten nemen en alle gedetineerden – na overleg met de Gedeco – door middel van een memo te informeren over de kwestie. Derhalve kan niet worden gesteld dat de directeur is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. Gedetineerde O. is overigens op 29 augustus 2017 naar een andere inrichting overgeplaatst. Van (mogelijke) chantage van klager is in de p.i. Middelburg niets bekend.  

3.         De beoordeling

Blijkens de inlichtingen van de directeur van 6 maart 2018 naar aanleiding van het verslag van het verhandelde ter zitting heeft de directeur medewerking verleend aan een bevel van de officier van justitie om Telio-telefoongesprekken op te nemen en (telefoon)verkeer gegevens te verstrekken als bedoeld in artikelen 126m en 126n van het WvSv. Het betrof uitsluitend de Telio-telefoonlijnen van afdeling West in de p.i. Middelburg, waar de gedetineerde die onderwerp was van het opsporingsonderzoek op dat moment verbleef. Het OM is verantwoordelijk voor het verstrekken van de afgetapte telefoongesprekken en overige gegevens aan de betreffende medegedetineerde. Gelet op het voorgaande is geen sprake van een door of namens de directeur genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw.

Nog steeds in het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid van klager in zijn beklag is aan de orde of de directeur zijn zorgplicht jegens de gedetineerden, onder wie klager, heeft geschonden. Bij het verstrekken van de afgetapte telefoongesprekken aan de betreffende gedetineerde zijn kennelijk fouten gemaakt door het OM. De beroepscommissie acht echter voldoende aannemelijk geworden dat de directeur voortvarend heeft gehandeld toen hij daarvan op de hoogte raakte. De directeur heeft onmiddellijk actie ondernomen richting het OM om de te ruim verstrekte gegevens (op datadragers) in beslag te laten nemen. Hij heeft alle gedetineerden – na overleg met de Gedeco – adequaat over de kwestie geïnformeerd. Nog los van de omstandigheid dat aannemelijk is dat de te ruim aan gedetineerde O. verstrekte gegevens, gegevens betroffen van een afdeling waar klager niet was gedetineerd, kan, gelet op het voorgaande, naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden gesteld dat de directeur in zijn zorgplicht jegens klager is tekortgeschoten. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 19 juni 2018.

 

           secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven