Nummer: 17/3676/GB
Betreft: […] datum: 27 juni 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 26 oktober 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.)) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 23 juni 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht. Op 8 maart 2018 is klager geplaatst in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De beslissing is onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk. Klagers gedrag in de inrichting is uitstekend. De reclassering heeft positief geadviseerd. Klager is bereid zich aan de voorwaarden te houden en staat (altijd al) open voor behandeling. Het is onbegrijpelijk dat een hoog recidiverisico wordt geconstateerd. Er wordt ten onrechte slechts gefocust op klagers onttrekking. Zonder hieraan af te doen, moet worden opgemerkt dat dit gebeurde in de context dat klagers toenmalige partner ernstig ziek was en overleed. Klager heeft nu meer zelfinzicht. Hij wil het welzijn en de stabiele opvoeding van zijn kind waarborgen. Klager heeft zich in 2009 als zelfmelder gemeld en daarmee zijn verantwoordelijkheid getoond. Klagers behandeling bij het DOK is niet tot stand gekomen door personeelsgebrek. Dit behoort niet voor klagers rekening te komen door hem nu te bestempelen als ‘niet-meewerkend’ en ‘hoog recidiverisico’.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager heeft een uitgebreid justitieel verleden. Hij heeft tijdens zijn deelname aan een p.p. in 2014 zijn enkelband doorgeknipt. Zijn recidiverisico wordt als hoog/gemiddeld ingeschat. Er is sprake van persoonlijkheidsproblematiek die ten grondslag heeft gelegen aan zijn delictgedrag. Klager wenst volgens het reclasseringsrapport d.d. 25 augustus 2017 niet mee te werken aan geïndiceerde behandeling. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat. Risico op letselschade voor willekeurige personen is niet uit te sluiten. Klagers gedrag in de inrichting doet hieraan niet af. Dat klager zich wil schikken naar de wensen van de reclassering is niet overtuigend.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd. Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.
4.2. Bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen speelt de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving, een belangrijke rol. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), en of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling (Stcrt. 2000, nr. 176).
4.3. Uit het reclasseringsadvies d.d. 25 augustus 2017 komt – voor zover hier relevant – het volgende naar voren. Klagers recidiverisico wordt als hoog/gemiddeld ingeschat. Klager stond destijds niet open voor behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek die (mede) ten grondslag heeft gelegen aan klagers delict. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat, omdat klager zich (tijdens zijn eerdere deelname aan een p.p.) van 15 februari 2014 tot 14 september 2015 heeft onttrokken aan detentie. De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat klager inmiddels door zijn plaatsing in een b.b.i. de kans krijgt te werken aan een goede terugkeer in de maatschappij en regimaire verloven geniet.
4.4. Gelet op het voorgaande kon klager niet worden aangemerkt als een gedetineerde die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormde. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,
voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 27 juni 2018.
secretaris voorzitter