Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3474/GB, 18 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3474/GB

Betreft:            [Klager]           datum: 18 juli 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.F. Aarts, namens […], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 oktober 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sedert 8 december 2008 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Lelystad. Op 16 augustus 2017 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b, tweede lid, onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling), waar een regime van beperkte  gemeenschap geldt.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft bij het nemen van de bestreden beslissing geen rekening gehouden met het feit dat klager nog een zeer lang strafrestant heeft. De fictieve einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 9 oktober 2037. Klager ontving in de p.i. Lelystad wekelijks bezoek van zijn partner, moeder en zoontje. In de periode tussen zijn overplaatsing op 16 augustus 2017 en 6 oktober 2017 heeft hij slechts drie keer bezoek ontvangen. Zijn partner kan hem vanwege de reisafstand en kosten niet meer wekelijks bezoeken en zijn moeder, die slecht ter been is, kan hem niet meer regelmatig komen opzoeken. Klager heeft sinds zijn overplaatsing geen bezoek van zijn zoontje meer ontvangen. De reisafstand is te groot en de kosten te hoog voor zijn partner om hun zoontje mee te nemen. Een skypeverbinding is, daargelaten dat klagers moeder op leeftijd is en zijn zoontje te jong is voor dergelijk contact, geen redelijk alternatief voor het individuele bezoekrecht als bedoeld in artikel 38 van de Pbw. Klager is van Surinaamse afkomst en spreekt vloeiend Nederlands, zodat voordelen die de p.i. Ter Apel aan vreemdelingen biedt – waaronder een krant in de moedertaal – voor klager niet gelden. Er is sprake van een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Gelet daarop en nu klager nog een zeer langdurige detentie dient te ondergaan, is sprake van bijzondere omstandigheden die een plaatsing in een andere inrichting in deze fase van zijn detentie kunnen rechtvaardigen. Klager wenst naar de gevangenis van de p.i. Lelystad te worden teruggeplaatst.    

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op basis van klagers verblijfsstatus is de p.i. Ter Apel voor hem de aangewezen inrichting. Van het plaatsingsbeleid van artikel 20b van de Regeling kan in uitzonderlijke omstandigheden worden afgeweken. De bezoekproblematiek die klager heeft aangevoerd, kan, ook in het licht van het hoge strafrestant, niet als een dergelijke omstandigheid worden aangemerkt, nu het belang van een plaatsing conform het beleid van artikel 20b van de Regeling zwaarder weegt dan eventuele bezoekproblemen. Bovendien wordt klager in de gelegenheid gesteld door middel van een skypeverbinding contact met zijn familie te onderhouden. Voor zover klager geen bezoek van zijn zoontje meer zou kunnen ontvangen, heeft navraag bij de p.i. Ter Apel geleerd dat klager inmiddels meermalen bezoek zonder toezicht heeft gehad, maar dat zijn zoontje niet op de bezoekerslijst is vermeld. Het aangevoerde kostenaspect lijkt geen belemmering, nu een extra passagier bij een bezoek met de auto geen kosten met zich meebrengt en kinderen tot en met drie jaren oud gratis met de trein en de bus kunnen reizen.  

4.         De beoordeling

4.1.      De gevangenis van de p.i. Ter Apel is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau, tevens zijnde een inrichting die, gelet op het bepaalde in artikel 20b, eerste lid, van de Regeling, is aangewezen voor de opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Dit zijn gedetineerden die geen rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 hebben en ten aanzien van wie voorlopige hechtenis ingevolge een bevel van gevangenneming of gevangenhouding, een vrijheidsstraf of een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer wordt gelegd.

4.2.      De beroepscommissie stelt vast dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 meer heeft en dat een plaatsing in de gevangenis van de p.i. Ter Apel zodoende, gelet op het bepaalde in artikel 20b, eerste lid, van de Regeling, in beginsel voor hem is aangewezen. Blijkens de toelichting bij dit artikel onderscheiden strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen zich van andere (groepen) gedetineerden daar zij in beginsel na het ondergaan van hun straf niet in de Nederlandse samenleving zullen terugkeren. Dit rechtvaardigt een beleid waarbij strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen worden geselecteerd voor een inrichting waarin de detentie mede dienstbaar wordt gemaakt aan de voorbereidingen op het vertrek uit Nederland en de terugkeer naar het land van herkomst. De bijzondere opvang zorgt ervoor dat voldoende ruimte kan worden geboden aan de activiteiten van de Dienst Terugkeer en Vertrek en andere (keten)partners die een rol spelen bij het realiseren van het vertrek uit Nederland en de terugkeer naar het land van herkomst (Wijziging van de Regeling met ingang van 23 maart 2009, Stcrt. 2009, nr. 56). 

4.3.      De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 9 oktober 2037. Gelet daarop en op hetgeen hiervoor is vermeld omtrent de achtergrond en het doel van artikel 20b van de Regeling, is de beroepscommissie van oordeel dat een strikte toepassing van het plaatsingsbeleid van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling in klagers geval vooralsnog niet redelijk kan worden geacht, nu het vertrek uit Nederland en de terugkeer naar het land van herkomst voor klager vele jaren nog niet aan de orde zal zijn. Een selectie voor een inrichting waarin de detentie mede dienstbaar wordt gemaakt aan de voorbereidingen op het vertrek uit Nederland en de terugkeer naar het land van herkomst is vooralsnog dan ook niet van toepassing.    

4.4.      Gelet op het voorgaande moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 18 juli 2018.

secretaris         voorzitter

 

Naar boven