Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3213/GB, 20 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:              17/3213/GB

 

Betreft:  […]         datum: 20 juni 2018

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Lans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 19 september 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris), alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft beslist tot terugplaatsing van klager in het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen.

 

2.            De feiten

Klager is sedert 30 november 2016 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de p.i. Groot Alphen. Op 14 september 2017 is klager (bij beslissing van 31 augustus 2017) geplaatst in de FPC Van der Hoeven Kliniek. Op 19 september 2017 is de beslissing van 31 augustus 2017 herroepen en is klager teruggeplaatst in het h.v.b. van de p.i. Groot Alphen. Op 21 maart 2018 is hij (bij beslissing van 16 maart 2018) wederom geplaatst in de FPC Van der Hoeven Kliniek.

 

3.            De standpunten

3.1.         Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft tijdens klagers voorarrest geoordeeld dat klagers tbs met dwangverpleging dient te worden hervat. Klagers raadsvrouw heeft meermaals verzocht om klager alvast over te laten plaatsen naar een tbs-kliniek, zodat zijn resocialisatie kon worden gestart. Uiteindelijk is klager daar geplaatst, maar kort daarna is hij weer teruggeplaatst naar het h.v.b., omdat de plaatsing op een misverstand zou berusten. Klager heeft er echter op mogen vertrouwen dat de beslissing om hem in een kliniek te plaatsen afkomstig was van de tbs-officier. Hierover was immers al met alle betrokkenen contact geweest. Klager heeft bij zijn vertrek meerdere eigendommen weggegeven, wat onnodig blijkt te zijn geweest. Primair wil klager teruggeplaatst worden in een kliniek. Subsidiair wordt verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen voor geleden materiële en immateriële schade. 

3.2.         Namens de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is per abuis vroegtijdig in een tbs-kliniek geplaatst terwijl hij nog preventief gehecht was in een andere zaak. Er had niet tot plaatsing in een tbs-kliniek kunnen worden overgegaan, want klager was niet gedetineerd op een titel die dat mogelijk maakt. Klager wist dit zelf ook. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zich in de hoofdzaak immers meermaals verzet tegen verzoeken van klager tot plaatsing in een tbs-kliniek. Klager is op 31 oktober 2017 onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Deze dient klager te ondergaan voordat hij in een tbs-kliniek kan worden geplaatst. De gestelde materiële en immateriële schade is niet onderbouwd. Dat klager zijn eigendommen heeft verkocht aan medegedetineerden is geen gevolg van het besluit. Hij had zijn eigendommen ook kunnen uitvoeren.

 

4.            De beoordeling

4.1.         Ten aanzien van de beslissing tot terugplaatsing naar het h.v.b., waarop het beroep ziet, oordeelt de beroepscommissie als volgt. Klager behoorde, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. Gedurende deze voorlopige hechtenis kon klager niet in een tbs-kliniek geplaatst worden. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is dus ongegrond.

4.2.         Ten aanzien van de (civielrechtelijke) claim van klager overweegt de beroepscommissie dat daarover in deze beroepsprocedure in principe niet kan worden beslist. Voor zover klager echter stelt dat de beslissing tot verkoop van zijn goederen ten tijde van zijn overplaatsing naar een tbs-kliniek een indirect gevolg was van en verbonden is aan die beslissing tot overplaatsing, merkt de beroepscommissie op dat klager in het onderhavige beroep de terugplaatsing uit de tbs-kliniek naar het h.v.b. bestrijdt en dat bij gelegenheid van die beslissing geen sprake was van verkoop van klagers goederen. Wat hier ook van zij, nu klager verzoekt om schadevergoeding toe te kennen wegens gevolgschade van een onjuiste beslissing en een onjuiste gang van zaken, constateert de beroepscommissie tevens dat klager die claim niet nader heeft gespecificeerd noch met bewijsstukken heeft onderbouwd.

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 20 juni 2018.

 

 

 

 

 

                secretaris               voorzitter

Naar boven