Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3084/GB, 5 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer:         17/3084/GB

 

Betreft:            [klager]            datum: 5 juli 2018

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.A.G.M. Landerloo, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 8 september 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de locatie Sittard afgewezen.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 8 november 2016 gedetineerd. Hij verblijft sinds 5 december 2016 in de p.i. Ter Apel.

 

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de locatie Sittard zodat zijn familie hem kan komen bezoeken. Klager verblijft in de p.i. Ter Apel omdat hij ongewenst vreemdeling is verklaard. Zijn vrouw en zijn 14-jarige zoon kunnen klager onmogelijk bezoeken in de p.i. Ter Apel. De familie van klager woont in [woonplaats], België. De vrouw van klager is niet in het bezit van een rijbewijs, waardoor zij en haar zoon klager enkel kunnen bezoeken door te reizen met het openbaar vervoer. Een reistijd bedraagt ongeveer 13 uur. Klager blijft thans verstoken van bezoek van zijn familie. Hij heeft zijn familie sinds de aanvang van zijn detentie niet meer gezien. Dit trekt een zware wissel op klager en zijn familie. Hoewel klager de mogelijkheid heeft om contact op te nemen met zijn familie via Skype, is dit niet afdoende. Voorts is het contact tussen klager en zijn puberzoon van groot belang om de band tussen vader en zoon te kunnen behouden. Door de raadsvrouw wordt verwezen naar artikel 28 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Klager stelt zich op het standpunt dat de situatie waarin hij is gebracht een schending van deze artikelen teweeg brengt. Voorts is namens klager aangevoerd dat hij nog geruime tijd in detentie zal verblijven, tot eind 2020. Na zijn detentie zal hij als vreemdeling worden uitgezet. Vanaf eind 2018 komt klager op grond van artikel 40 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Rtvi), voor strafonderbreking in aanmerking. In dit kader is overplaatsing naar de p.i. in Sittard essentieel. Hij zal dan immers na zijn detentie Nederland moeten verlaten en in deze laatste fase van detentie is zijn familie in België de enige houvast. De raadsvrouw verwijst naar een uitspraak van de beroepscommissie, RSJ 15/0174/GB en stelt dat klager zich in eenzelfde situatie bevindt.

 

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.

Klager is een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling. De p.i. Ter Apel is formeel aangewezen voor het onderbrengen van veroordeelde strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen, conform artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Rspog). De uitvoering van het beleid om voor genoemde categorie vreemdelingen een speciale locatie aan te wijzen, weegt zwaarder dan eventuele problemen ten aanzien van de reisafstand voor het bezoek. Klager heeft via Skype contact met zijn gezin. Hiermee wordt naar het oordeel van de selectiefunctionaris tegemoetgekomen aan artikel 8 van het EVRM. Voorts zou bij een plaatsing in de p.i. Sittard, de opvoedkundige rol van klager ten aanzien van zijn zoon ook beperkt kunnen zijn. 

Ten aanzien van de stelling dat klager zich in de laatste fase van zijn detentie bevindt, omdat hij eind 2018 aanspraak kan maken op strafonderbreking, stelt de selectiefunctionaris dat hierover nog geen zekerheid bestaat. Zodra er een beslissing is genomen op het verzoek tot strafonderbreking zal opnieuw naar de overplaatsing van klager gekeken worden.

De selectiefunctionaris is van oordeel dat de bestreden beslissing op goede gronden is genomen en verzoekt het beroepschrift ongegrond te verklaren.

Voor een tegemoetkoming bestaat geen aanleiding.

 

4          De beoordeling

4.1.Voor zover door en namens klager is aangevoerd dat met de handhaving van de plaatsing van klager in de p.i. Ter Apel sprake zou zijn van schending van   internationale verdragsrechtelijke bepalingen merkt de beroepscommissie het volgende op. Nederland heeft bij een aantal van die verdragsbepalingen het voorbehoud gemaakt dat beperking van in die verdragen opgenomen vrijheden of rechten bij wet kan geschieden, hetgeen hier het geval is, waardoor om die redenen deze argumenten niet hoeven te leiden tot een gegrondverklaring van het beroep.

4.2. De p.i. Ter Apel is, onder meer, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde  vreemdelingen, als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder a, van de Regeling met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. 

4.3. Blijkens de inlichtingen van de selectiefunctionaris heeft klager na de  tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf geen rechtmatig verblijf in Nederland. Gelet daarop komt klager in beginsel in aanmerking voor plaatsing in een inrichting bestemd voor de opneming van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Van de twee inrichtingen in Nederland die bestemd zijn voor de opneming van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen is de p.i. Ter Apel bedoeld voor opname van gedetineerden die een gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen van meer dan vier maanden. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Klager voldoet aan alle vereisten voor plaatsing in de p.i. Ter Apel.

Plaatsing van een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling in een andere inrichting dan      in een daarvoor bestemde inrichting is niet uitgesloten doch daartoe wordt slechts overgegaan indien sprake is van uitzonderlijke feiten of omstandigheden. Als reden voor afwijking wordt in klagers geval - als meest zwaarwegende grond – aangevoerd dat hij geen bezoek kan ontvangen van zijn vrouw en zoon in verband met de reisafstand vanuit België. De beroepscommissie begrijpt dat het bezoeken van klager voor zijn familie een zware belasting is, maar acht die reden onvoldoende zwaarwegend om af te wijken van de voorgeschreven plaatsing in een inrichting bestemd voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Problemen bij het bezoek zijn inherent aan detentie, zeker indien sprake is van plaatsing in een inrichting bestemd voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Er is een skype verbinding mogelijk en de detentieperiode die nog resteert is bovendien niet van een dusdanige uur dat op grond daarvan tot het bestaan van uitzonderlijke omstandigheden kan worden geconcludeerd.

4.4.      Voorts stelt klager dat hij vanaf eind 2018 voor strafonderbreking op grond van – de beroepscommissie begrijpt – artikel 40a Rtvi in aanmerking komt. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris volgt dat een dergelijk verzoek thans nog niet aan de orde is, en wanneer dat wel het geval zal zijn dat het verzoek tot overplaatsing opnieuw beoordeeld zal worden.

4.5.      De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk  of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen,

secretaris, op 5 juli 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

                                   secretaris                                                                    voorzitter

 

Naar boven